Loading...
 

13e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 5, 21-43: Het dochtertje van Jaïrus en een zieke vrouw

Marcus 5, 21-43// Matteüs 9, 18-26 // Lucas 8, 40-56



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, 1587-1588)

Jezus en zijn leerlingen gingen weer met de boot naar de overkant van het meer. Daar kwam een grote groep mensen naar Jezus toe. Er kwam ook een man die Jaïrus heette. Hij was een leider van de synagoge. Jaïrus zag Jezus en knielde voor hem. Hij zei tegen Jezus: ‘Luister alstublieft naar mij. Mijn dochter gaat dood! Kom alstublieft mee en leg uw handen op haar hoofd. Dan zal ze beter worden en blijven leven.’ Toen ging Jezus met Jaïrus mee.

Een grote groep mensen volgde Jezus, en iedereen duwde tegen hem aan. Tussen de mensen liep ook een vrouw die al twaalf jaar ziek was. Ze verloor steeds bloed. Allerlei dokters hadden haar behandeld, maar de pijn was alleen maar erger geworden. Ze had al haar geld aan die dokters uitgegeven. Maar het was niet beter geworden, alleen maar slechter. Die vrouw had over Jezus gehoord. Ze ging tussen de mensen door totdat ze vlak achter Jezus was, en ze raakte zijn jas aan. Want ze dacht: Om beter te worden, hoef ik alleen maar zijn kleren aan te raken. En inderdaad, het bloeden stopte meteen. De vrouw voelde dat ze helemaal beter was. Op hetzelfde moment voelde Jezus dat er kracht uit hem wegging. Hij draaide zich om naar de mensen en zei: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ De leerlingen zeiden tegen hem: ‘Hoe kunt u dat nu vragen? Iedereen staat hier tegen u aan te duwen!’ Maar Jezus keek rond. Hij wilde weten wie hem aangeraakt had. De vrouw begreep wat er gebeurd was. Bevend van angst kwam ze naar voren en knielde voor Jezus. En ze vertelde hem eerlijk wat er gebeurd was. Jezus zei tegen haar: ‘Je bent beter geworden dankzij je geloof. Je kunt gerust zijn, je ziekte is weg.’

Terwijl Jezus nog sprak tegen de vrouw, kwam er iemand met een bericht voor Jaïrus. Hij zei: ‘Uw dochter is gestorven. U kunt Jezus nu maar beter met rust laten.’ Jezus hoorde dat en zei tegen Jaïrus: ‘Wees niet bang! Blijf geloven.’ Jezus liet niemand meegaan, behalve Petrus, en de broers Jakobus en Johannes. Ze kwamen bij het huis van Jaïrus. Daar hoorden ze veel lawaai. Binnen stond een groep mensen te huilen en te schreeuwen. Jezus zei: ‘Waarom staan jullie zo hard te huilen? Het meisje is niet gestorven, maar ze slaapt.’
De mensen lachten hem uit. Maar Jezus stuurde iedereen naar buiten.
Hij nam alleen de ouders van het meisje mee, en de drie leerlingen.
Ze gingen naar de kamer waar het meisje lag. Jezus pakte haar hand vast en zei: ‘Talita koem.’ Dat betekent: ‘Meisje, sta op!’ Meteen stond het meisje op en ze begon te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen die het gezien had, was stomverbaasd. Jezus zei tegen hen: ‘Niemand mag dit te weten komen!’ En hij zei ook: ‘Geef haar wat te eten.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jezus en het dochtertje van Jaïrus 1
Jezus ging met de boot naar de overkant van het meer.
Daar kwamen veel mensen naar Hem toe.
Jaïrus, een van de bestuurders van de synagoge,
ging ook naar Jezus.
Toen hij Jezus zag, knielde hij voor Hem en smeekte:
‘Jezus, mijn dochtertje is doodziek, kom mee en leg haar de handen op,
zodat ze geneest en blijft leven.’
Jezus ging met hem mee.


Jezus en de vrouw die twaalf jaar ziek was
Een grote groep mensen volgde Jezus.
Iedereen duwde tegen Hem aan.
Er was een vrouw bij die al twaalf jaar bloed verloor.
Ze had veel te lijden van allerlei dokters
en had al haar geld uitgegeven, zonder beter te worden.
Integendeel, het werd nog erger met haar.
Omdat ze over Jezus hoorde,
ging ze tussen de mensen door naar Hem toe.
'Als ik zijn kleren kan aanraken, zal ik gered worden,’ dacht ze.
Ze raakte van achteren zijn kleren aan.
Meteen hield de bloeding op.
De vrouw merkte aan haar lichaam dat ze beter was.
Jezus voelde meteen dat er een kracht van Hem wegging.
Hij draaide zich in de groep mensen om en vroeg:
‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’
Zijn leerlingen zeiden: ‘Je ziet hoe iedereen tegen Je aanduwt,
en Je vraagt: “Wie heeft Me aangeraakt?” ’
Maar Jezus keek rond om te zien wie dat gedaan had.
De vrouw werd bang en begon te beven.
Ze kwam tot bij Jezus, knielde voor Hem neer
en vertelde Hem de hele waarheid.
Jezus zei: ‘Mijn dochter, je vertrouwen heeft je gered.
Ga in vrede, en blijf van je ziekte verlost.’


Jezus en het dochtertje van Jaïrus 2
Er kwamen mensen uit het huis van Jaïrus.
Ze zeiden: ‘Jaïrus, je dochtertje is gestorven.
Val de Meester niet langer lastig.’
Jezus hoorde dat en zei tegen Jaïrus: ‘Heb vertrouwen’.
Jezus ging verder met Petrus,
en met de broers Jakobus en Johannes.
Ze kwamen aan bij het huis van Jaïrus.
Daar stond het vol huilende en rouwende mensen.
Terwijl Jezus naar binnen ging vroeg Hij:
‘Waarom wenen jullie? Het kind is niet dood, het slaapt.’
Ze lachten Hem uit.
Maar Jezus stuurde ze allemaal naar buiten.
Dan ging Hij samen met de vader, de moeder en zijn vrienden,
in de kamer waar het meisje lag.
Hij pakte haar bij de handen zei in zijn eigen taal:
Talita koemi.’ In het Nederlands is dat: ‘Meisje, sta op’.
Meteen stond het meisje op en begon rond te lopen.
Ze was twaalf jaar oud. Iedereen was in alle staten.
Toen zei Jezus: ‘Niemand mag dit te weten komen.’
En Hij zei ook: ‘Geef het meisje iets om te eten.’



Stilstaan bij ...

Jaïrus
(Hebreeuws = God ziet met barmhartigheid naar hem)
Personen die maar even ter sprake komen, worden in het evangelie zelden met hun naam genoemd. Wanneer hun naam toch gebruikt wordt, veronderstelt men dat die persoon goed bekend was bij de eerste christenen.

Synagoge
(Grieks = bijeenkomst, vergadering)
Een synagoge is een ruimte waar joden bijeen komen om te bidden en de Bijbel te bestuderen. Synagogen ontstonden tijdens de Babylonische ballingschap, toen de joden niet meer naar de tempel in Jeruzalem konden gaan. Ze zijn zowel religieus, als sociaal gezien een belangrijke plaats.

Overste / bestuurder van de synagoge
Dit was een aanzienlijk man in de joodse gemeente. Hij bepaalde wie de voorbidders zouden zijn en wie zou prediken in de synagoge.
Omdat Jezus ongunstig aangeschreven stond in de officiële joodse kringen waartoe Jaïrus behoorde, moest hij heel wat overwinnen om tot bij Jezus te komen.
Dit gebeuren geeft aan dat niet alle joodse religieuze leiders tegen Jezus waren.

De handen opleggen
Populair genezingsgebaar ten tijde van Jezus.

Twaalf
Herinnert aan de twaalf stammen van Israël.
In het hoofdverhaal wordt dit volk symbolisch voorgesteld als dood, in het tussenverhaal (het verhaal over de vrouw die twaalf jaar ziek was) als onvruchtbaar.

Bloedvloeiing / Bloedverlies
Volgens de joodse wet (Leviticus 15) is een joodse vrouw onrein tijdens haar menstruatie. Ze mag dan in die periode niemand aanraken. Ook mag niemand haar aanraken. Dit isoleert haar sociaal.
Een vrouw die aan bloedvloeiing leed was door haar ziekte voortdurend ‘onrein’. Ten tijde van Jezus werd ze gemarginaliseerd en als een levende dode gezien. Men ging ervan uit dat die onreinheid via aanrakingen besmettelijk was.

Menigte
Dat er veel mensen zijn rond Jezus, maakt het gemakkelijk voor de vrouw om ongemerkt zijn kleren aan te raken. Want wegens haar ziekte mocht ze niemand aanraken, uit vrees voor besmetting.

Bloed
Beeld voor leven. Bloed verliezen betekent: stilaan dood gaan.

Redden
In deze tekst zou 'redden' kunnen vervangen worden door 'genezen'. Maar de naam Jezus betekent 'God redt'. Door het woord 'redden' te vervangen door 'genezen' verliest men de relatie van de naam met de opdracht die deze naam inhoudt.

Meester
Deze titel werd gebruikt voor rondtrekkende rabbi's. In deze tekst wordt 'Meester' niet als aanspreektitel gebruikt, maar als woord om naar Jezus te verwijzen. Hieruit blijkt de achting en waardering die men in het gezin van Jaïrus voor Jezus heeft.

Petrus, Jakobus, Johannes
Zij zijn de drie belangrijkste apostelen. Ze waren bij Jezus bij zijn verheerlijking op de berg Tabor en vergezelden Hem in de Olijfhof aan de vooravond van zijn dood.

Wenen en weeklagen
Het was gebruikelijk om een dode met luide kreten en klaagliederen te betreuren. Familie en bekenden werden daarin bijgestaan door gehuurde beroepsklagers, die weenden, en muzikanten, die droevige muziek op de fluit speelden.

Talita koemi
(Aramees = meisje, sta op)
De taal die Jezus sprak was het Aramees, een taal die nu nog in twee dorpen van Libanon wordt gesproken en in de liturgie van enkele Oosterse Kerken. Het Aramees lijkt wat op het Hebreeuws. Het is een heel oude taal die vroeger in een groot gebied werd gesproken.
De zin 'talita koemi' is gewone mensentaal en lijkt in niets op de magische spreuken van wonderdoeners. Maar het zijn wel woorden die het levensprogramma van Jezus samenvatten: sta op uit alles wat je onvrij maakt, uit je angst, je ellende, je onderdrukking.

Twaalf
Een meisje van twaalf jaar was in de tijd van Jezus een huwbare vrouw.

Te eten geven
Dit kan erop wijzen dat het meisje echt helemaal levend is.
Het kan ook wijzen op de bezorgdheid van Jezus.
Het zou ook kunnen dat het meisje leed aan anorexia nervosa, en daardoor sterk ondervoed was geraakt.





Bij de tekst

Bij het vertellen aan kinderen

Aan kinderen vertelt men meestal alleen het verhaal van het dochtertje van Jaïrus. Het verhaal van de zieke vrouw laat men achterwege omdat het de verhaallijn doorbreekt en omdat men zo een uitleg over bloedvloeiing en menstruatie kan ontwijken.
In de 'Bijbel in Gewone Taal' hebben de vertalers het over: 'een vrouw die steeds bloed verloor'.

Hou voor ogen dat als je de dood voorstelt als een slaap, de kinderen angst kunnen krijgen om te slapen. Dit dus zeker niet beklemtonen en in elk geval goed toelichten.

Het is belangrijk dat deze Bijbeltekst aan bod komt op een ‘neutraal’ moment. Wanneer kinderen nadien echt met dood geconfronteerd worden, gaat het gemakkelijker om te verwijzen naar een tekst die ze al kennen.

Dit Bijbelverhaal kan kinderen helpen om ‘dood’ te benaderen vanuit het christelijk geloof.



Context

In het evangelie volgens Marcus is dit verhaal het derde op rij dat gaat over de macht van de dood:
. de storm op het meer (woonplaats van de machten van de dood)
. de man die tussen de graven leefde
. het verhaal van twee vrouwen: de ene kon al 12 jaar geen leven meer voortbrengen; de 12-jarige stond op de drempel van het leven en werd door de dood overvallen.

Het verhaal van het meisje vormt de context van het verhaal over de vrouw die aan bloedvloeiing lijdt. Zo’n opbouw noemt men tangconstructie of sandwich-techniek. Het verhaal dat ingesloten is, bevat vaak de sleutel om het gehele verhaal te verstaan.



Motivatie van de schrijvers

De evangelisten wilden met hun verhaal over de dochter van Jaïrus duidelijk maken dat het leven belangrijker is dan de dood en dat waar Jezus komt 'dood' 'leven' wordt.
Christenen lezen dit verhaal nog steeds om niet te vergeten dat ze opgeroepen worden om 'leven' te brengen waar 'dood' is.
Leven = waar mensen aandacht hebben voor elkaar.
Dood = waar mensen in de steek gelaten worden.



Betekenis

Dit verhaal zegt dat Jezus de Messias is:
. Hij is sterker dan het kwaad
Wanneer de vrouw Jezus aanraakt, wordt de onreine vrouw rein
(Dus niet: Jezus wordt onrein - wat je vanuit de joodse godsdienst zou mogen verwachten).

. Hij roept mensen op om op te staan en te leven
Jezus noemt de vrouw 'dochter', waardoor ze opnieuw in de samenleving opgenomen wordt. Tegen het meisje zegt Hij: ‘Sta op’ (een synonoem voor verrijzenis is 'opstanding')

. Hij verwacht vertrouwen, geloof.
Hij zegt tegen de vrouw: je vertrouwen / geloof is je redding, en tegen Jaïrus: ‘Wees niet bang, heb maar vertrouwen / geloof. ' Geloven / vertrouwen staat centraal in beide verhalen.



Dit verhaal zegt wat verrijzen is:
. zich niet bij onheil en ook niet bij dood neerleggen, maar opstaan, leven en vruchtbaar zijn.



Een wonderverhaal …

… informeert over God en zijn rijk
De dood is in het licht van het geloof slechts een slaap, waaruit God de mens wekt. Jezus toont aan dat de dood niet het laatste woord heeft: over de dood heen gaat het leven verder.


... roept op
Dit verhaal roept de mensen op om wakker te worden uit de dood en al wat dood maakt. Het spoort aan om op te staan, tot leven te komen en vrucht te dragen (nl. de woorden van God niet alleen beluisteren, maar ook doen).



Wortel in het Oude Testament

1 Koningen 17, 17-24
‘Enige tijd later werd de zoon van de vrouw des huizes ziek en zijn ziekte werd steeds erger, totdat alle leven uit hem geweken was. Toen zei de vrouw tot Elia: 'Man Gods, hoe heb ik het nu met u? Hebt u bij mij uw intrek genomen om mijn zonden openbaar te maken door mijn zoon te doen sterven?' Hij antwoordde: 'Geef uw zoon aan mij.'
Hij nam het kind uit haar armen, bracht het naar de bovenkamer waar hij logeerde en legde het op zijn bed. Daarop riep hij Jahwe aan en zei: 'Jahwe mijn God, brengt gij zelfs over de weduwe bij wie ik te gast ben onheil door haar zoon te laten sterven?'
Toen ging hij driemaal languit op het kind liggen. Daarbij riep hij Jahwe aan en zei: 'Jahwe mijn God, laat toch de ziel in dit kind terugkeren.' En Jahwe gaf gehoor aan de bede van Elia: de ziel keerde terug in het kind en het leefde weer.
Toen nam Elia het kind op, ging van de bovenkamer naar beneden, trad het huis binnen en gaf het kind aan de moeder. En Elia zei: 'Zie, uw zoon leeft.'
Daarop zei de vrouw tot Elia: 'Nu weet ik zeker dat u een man Gods bent en dat Jahwe werkelijk door uw mond spreekt.'

In vergelijking met dit verhaal valt op hoe gering de activiteit van Jezus is (bij de hand nemen en zeggen: 'Meisje, sta op').





Bijbel en kunst

J. TISSOT

De vrouw die aan bloedvloeiing leed
Tissot Detail

Detail
Klik hier om het werk in zijn geheel te zien

In de stad bij het meer, die op het werk van James Tissot de allure kreeg van de stad Jeruzalem, is het erg druk. Jezus is moeilijk te zien. En de zieke vrouw verdwijnt helemaal in de menigte. Zo maakt de kunstenaar de gedachte van de vrouw duidelijk: Jezus zal het in de drukte niet door hebben dat ik even zijn kleren aanraak.





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE TEKST UIT DE BIJBEL

Het verdriet van Jaïrus

(Naar: T. De Vries, 'Om te beginnen')

Vertel het verhaal met behulp van prenten van: buurvrouwen, mama, papa, dokter, Jezus.

'Och wat erg!' huilen de buurvrouwen, 'Och wat erg!'
Waarom huilen die buurvrouwen zo? Wat is er zo erg?
Hun buurmeisje is héél héél ziek.
Iedereen denkt dat ze gaat sterven.
En nu zijn ze gekomen, de buurvrouw van de ene kant,
de buurvrouw van de andere kant, de buurvrouwen van de overkant ...
en allemaal huilen ze. Ze lopen naar het huis waar Talita woont.

En de mama van Talita? En de papa?
De mama zit stil naast het bed van Talita.
Ze huilt ook, heel zacht, heel verdrietig.
En waar is de papa van Talita? Die gaat naar Jezus.
Hij loopt zo hard hij kan. Tranen rollen over zijn wangen.
Zijn lieve Talita!
Op een dag werd ze ziek. Niet zo'n beetje, maar héél héél erg.

De dokter kwam iedere dag. Hij gaf een drankje en poeders en kruiden.
Maar het hielp niet. Talita werd zieker en zieker.
Is er dan niets meer aan te doen? Helpt dan niets meer.
'Ik ga naar Jezus', zegt papa Jaïrus.

Kijk daar is Jezus. Er zijn veel mensen bij Hem.
Maar papa Jaïrus trekt zich daar niets van aan.
'Rabbi Jezus', roept hij, 'Kom! Mijn dochtertje is erg ziek!'
'Ik ga met je mee, Jaïrus, zegt Jezus,
'wees maar niet bang! Heb vertrouwen.'
Ze gaan naar zijn huis.
Als ze binnenkomen horen ze alle buurvrouwen huilen.
'Wat is dat?', vraagt Jezus, 'waarom huilen en jammeren jullie?
Talita is niet dood, ze slaapt. Hou daarmee op!'
Dan gaat Hij de kamer binnen waar het meisje ligt.
Jezus pakt haar hand en zegt: 'Kom Talita, sta op'.
Talita staat op en loopt weer.
'Geef haar maar gauw wat eten', zegt Jezus nog tegen mama.


Merk op
. 'Talita', de Hebreeuwse naam voor 'meisje' wordt als eigennaam gebruikt.

. Het verhaal wordt levendig gebracht omdat telkens een andere figuur in het daglicht geplaatst wordt.

. Doordat de dood van het meisje onrechtstreeks vermeld wordt, wordt de aandacht van de kinderen getrokken op hoe Jaïrus en Jezus deze hopeloze situatie te lijf gaan.





EVEN TESTEN

Hernemen van het verhaal

(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2009 nr 2)

Materiaal
Schrijf op woordkaarten of op witte keien: Jezus, vader, dochtertje, menigte


TIPS
. Gebruik voor de menigte verschillende woordkaarten / keien
. Indien je voorwerpen neemt die kunnen platliggen en opstaan, dan kun je hiermee een visuele meerwaarde geven aan het voorwerp dat het dochtertje voorstelt.
(Doordenker hierbij: staat de menigte rechtop? of ligt ze neer?)


Bespreek
- Welke personen komen voor in dit verhaal?
(Jezus; leerlingen; menigte; vader; moeder; dochtertje.)
- Welke personen zijn niet zo heel belangrijk in het verhaal? Omdat ze niets zeggen of niets doen.
(leerlingen van Jezus; moeder)

Schik de woordkaarten (kan op een bord) / keien / voorwerpen (kan op de grond) zo, dat je een zicht krijgt op de onderlinge relatie tussen die personen.

Startpositie:

O M
O e
O n
O i . . . O Jezus . . . O vader . . . O dochtertje
O g
O t
O e

Lees de tekst van het verhaal zin per zin voor, en schik de kaarten / keien volgens het verloop van het verhaal. Hierbij zul je merken:
Menigte
. Volgt Jezus
. Lacht Jezus uit

Jaïrus
. Gaat naar Jezus toe
. Gaat samen met Jezus naar zijn dochtertje

Jezus
. Luistert naar Jaïrus en gaat met hem mee
. Laat zich niet leiden door de menigte
. Doet het dochtertje opstaan


TIP
Doe deze activiteit met legofiguurtjes.





DOEN

Kleurplaten

Kleurplaat





Grote kinderen

EVEN TESTEN

Onvolledig verhaal

Vul de zinnen aan waar er stippellijntjes staan. Kies uit de volgende woorden:
wenen - ziek - lopen - sta op - eten - met je mee - slaapt

Jaïrus loopt naar Jezus toe en zegt:
'Jezus mijn dochter is ...................! Kom toch mee.'
Jezus zegt: 'Ik ga ..........................., Jaïrus.'
Ze komen bij het huis van Jaïrus.
Jezus ziet veel mensen...............
Jezus zegt: 'Waarom huilen jullie?
Talita is niet dood, ze...................'
Jezus gaat de kamer binnen waar Talita ligt.
Hij neemt haar hand en zegt: '......................................'
Het meisje staat onmiddellijk op en begint weer te.................. .
Iedereen is verbaasd. Jezus vraagt: 'Geef haar wat............... .'


Correctiesleutel
Jaïrus loopt naar Jezus toe en zegt:
'Jezus mijn dochter is ziek! Kom toch mee.
Jezus zegt: 'Ik ga met je mee, Jaïrus.'
Ze komen bij het huis van Jaïrus.
Jezus ziet veel mensen wenen.
Jezus zegt: 'Waarom huilen jullie?
Talita is niet dood, ze slaapt.'
Jezus gaat de kamer binnen waar Talita ligt.
Hij neemt haar hand en zegt: 'Sta op.'
Het meisje staat onmiddellijk op.
en begint weer te lopen. Iedereen is verbaasd.
Jezus vraagt: 'Geef haar wat eten.'

Nadien zoeken de kinderen per twee naar de belangrijkste zin in de tekst.
Laat ze zeggen waaromze die zin voor hen belangrijk vinden.





INLEVEN

Verdriet en vreugde

(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2009 nr 2)

Materiaal
Zorg voor drie verschillende smileys voor elk kind (zie bijlage)
Tekst met de bijhorende smileys (zie zelfde bijlage)


Verloop
Vertel het verhaal over Jezus en het dochtertje van Jaïrus. (Of laat het de kinderen vertellen)
Pauzeer regelmatig om de kinderen de kans te geven het overheersende gevoel van het onderdeel van het verhaal weer te geven. Dit doen ze door de smiley omhoog te houden die volgens hen bij elk stukje tekst hoort.

Bespreek daarna:
- Met welk gezicht begon het verhaal?
- Waarmee wordt het afgesloten?
- Wie heeft ervoor gezorgd dat dit gezicht helemaal anders werd?

Laat de kinderen ook vertellen over hun eigen ervaringen:
- Wanneer had je groot verdriet?
- Wie leefde met je mee?
- Wie bekeek alles van op afstand?
- Wie gaf je troost?


TIP
In plaats van te werken met die gezichten, vraag je de kinderen om de verschillende (uitgesproken) gevoelens met hun lichaam weer te geven. Vraag telkens aan een ander kind waarom het een bepaalde houding aannam.

Nadien zoeken de kinderen per twee naar de belangrijkste zin in de tekst. Laat ze zeggen waarom die zin voor hen de belangrijkste is.



Foto's

(Bron o.a.: Bijbel Basics, bouwstenen bij Marcus 5:21-24, 35-43)

Lees eerst de tekst voor uit de Bijbel.
Nodig de kinderen uit om ‘foto’s’ maken van het verhaal. Klik hier voor meer info bij deze werkvorm.

Verdeel dan - in een heel grote groep - het aantal kinderen over de verschillende foto’s; in een kleine groep beelden dezelfde kinderen telkens dezelfde figuur uit.

Leg uit wat er op de eerste ‘foto’ te zien is. Wanneer je in de handen klapt, ‘bevriezen’ de kinderen vijf tellen. Doe dit ook met de overige ‘foto’s’.




Foto 1
Wie?
Jezus, Jaïrus en de mensen
Waar?
Langs de oever van een meer
Wat?
Jaïrus knielt voor Jezus en vraagt hem om met hem mee te gaan naar huis, waar zijn dochtertje doodziek is.


Foto 2
Wie?
Jezus, Jaïrus, mensen
Waar?
Op straat
Wat?
Jezus gaat met Jaïrus mee. De mensen lopen achter hen aan.


Foto 3
Wie?
Jezus, Jaïrus en zijn dienaar, eventueel mensen
Waar?
Onderweg
Wat?
De dienaar vertelt Jaïrus dat Jezus niet meer moet komen omdat zijn dochtertje gestorven is.


Foto 4
Wie?
Mensen, Jezus, Jaïrus, leerlingen
Waar?
Bij het huis van Jaïrus
Wat?
Mensen die wenen omdat het dochtertje gestorven is en mensen die met Jezus lachen omdat Hij zegt dat het dochtertje slaapt.


Foto 5
Wie?
Jezus, Jaïrus, zijn vrouw, het dochtertje (eventueel drie leerlingen)
Waar?
In een kamer
Wat?
Jezus pakt haar hand vast en zegt dat ze op moet staan.


Foto 6
Wie?
Jezus, Jaïrus, zijn vrouw, het dochtertje (eventueel drie leerlingen)
Waar?
in een kamer
Wat?
Jezus vraagt de ouders met niemand te praten over wat er gebeurd is.


Na deze activiteit krijgen de kinderen de kans om te verwoorden wat ze aangevoeld, beleefd en ervaren hebben als figuur van de 'foto'.



TIP
Maak echte foto's van de 'geposeerde foto's'.
Die kunnen nadien in het parochieblad of de schoolkrant.



’Het dochtertje van Jaïrus’

Kies voor één van de volgende figuren:
Jaïrus, Jezus, iemand uit de menigte, de dienaar van Jaïrus, de mama van het meisje, het meisje.

Neem dan elk twee bladen dik papier (A4 formaat).
Knip er twee identieke vormen van een gezicht uit.
Teken op het ene blad het gezicht van de persoon die je koos, zoals die eruit zag in het begin van het verhaal.
Teken op het andere blad het gezicht van diezelfde persoon, maar dan zoals hij eruit zag op het eind van het verhaal.

Kleef dan de twee gezichten met de achterkant op elkaar. Steek er een latje tussen zodat je het 'masker' gemakkelijk kunt vasthouden.

Nu ben je klaar om met de anderen het verhaal opnieuw te spelen. Gebruik hiervoor je eigen woorden. Hanteer je masker om de gevoelens van de persoon weer te geven.

Nadat je het verhaal gespeeld hebt, maak je het even stil om na te denken: wat heb ik gevoeld? wat heb ik gedacht tijdens het spel?
Vul nadien de volgende zin aan:
Bij het spelen van het verhaal ontdekte ik dat ...





VERDIEPEN

Een verhaal met een boodschap

(Naar: Groene takken 5B)

Vooraf
Zorg voor een aantal kopies van de tekst.


Activiteit
Vertel het verhaal tot Marcus 5, 35.
Vraag aan de kinderen:
- Hoe voel je je nu?
- Druk dit eens uit met je lichaam.
De kinderen zoeken naar een passende lichaamshouding en bevriezen die.
Vraag eventueel aan een aantal kinderen naar het waarom van een bepaalde houding.
Noteer (op een flap, of op een bord) de gevoelens die de kinderen uitbeeldden.


Daarna lezen de kinderen in groep over het dochtertje van Jaïrus op het gekopieerde blad.
Opdracht
- Onderlijn de zinnen of woorden die overeenkomen met de gevoelens die op de flap / het bord staan.
- Zoek in het vervolg van het verhaal naar de belangrijkste zin en onderlijn die met rood. Zeg aan el-kaar waarom je die zin de belangrijkste vindt.

Onderzoek ook:
- Wat zou Marcus ons over Jezus hebben willen zeggen?
- Als je weet dat Jezus in naam van God optreedt, wat zegt dan dit verhaal over God?
- Hoe zou je het laatste deel van het verhaal met je lichaam kunnen uitbeelden?





DOEN

Strip

Materiaal
Zorg voor een aantal tekenbladen die je vooraf allemaal even hoog knipt, maar verschillend van breedte. Markeer het onderste van elk blad met een lijn in een dikke stift, zodat de kinderen nadien weten hoe ze hun blad moeten houden.


Verloop
Na het beluisteren van het verhaal spreek je met de kinderen af om één groot stripverhaal te maken.
Daarvoor tekent elk kind een ander tafereel.
Spreek af wie welk tafereel zal tekenen en op welk formaat van papier dat zal gebeuren.
Spreek ook af hoe men de verschillende personen zal herkennen op de tekeningen (bv. Jezus: wit kleed; Jaïrus: blauw / wit gestreept kleed; dochtertje: rood kleedje)

Wanneer alle tekeningen klaar zijn worden ze bijeen gelegd. De kinderen leggen de tekeningen in de juiste volgorde, waarbij ze zonder het zelf te beseffen, het verhaal nog eens vertellen.
Kleef nadien de verschillende tekeningen op een groot blad, zoals ze in een stripverhaal geschikt worden (indien de tekenbladen niet te groot zijn) of naast elkaar als een fries (eerder bij grote tekeningen)


TIPS
. Laat de grootte van de tekenbladen bepalen door de plaats die je nadien hebt om die bladen op te hangen.

. Je kunt zelf eerst de bladen schikken (lay-out) zodat je een soort grote bladzijde uit een strip bekomt. Verdeel dan de stroken met bladen van verschillende breedte over de groepen.

. Werk met afzonderlijke tekstballonnen die nadien bij de personen gekleefd worden.

. De kinderen tekenen zichzelf, en knippen de tekening uit. Die mogen ze kleven bij het tafereel waarbij ze zelf liefst bij aanwezig waren geweest. Ze vertellen aan elkaar waarom dat zo is.





BIDDEN

Lettergebed

(voor taalvaardige kinderen)

De kinderen maken per twee een gebed waarvan elke nieuwe zin begint met een van de letters van 'TALITA KOEM' of 'MEISJE, STA OP.

T .............................................
A .............................................
L .............................................
I .............................................
T .............................................
A .............................................


K .............................................
O .............................................
E .............................................
M .............................................






MEDITEREN

Zo is God ...

(W. BRUYNINCKX, Tussen gisteren en morgen, Patmos 1971, p. 112)

Het dochtertje van Jaïrus
werd ziek, en stierf.
'Hij kan helpen!' dacht Jaïrus,
en liet Hem halen.

Hij hielp. Hij gebood het leven
terug te keren.
Het kind herleefde.

Onmiddellijk uitbundigheid
van vreugde - veel volk -
men geraakte niet uitverteld -
er moest op geklonken worden!

Het meisje zat daar: in de kring
van de belangstelling,
met grote ogen,
en met grote hanger in haar maag.
Maar niemand zag dat.

Toch. Eén. Jezus zei: Geef dat kind
te eten, want het heeft dagenlang
niet meer gegeten; van uw nieuwsgierige
belangstelling kan het niet leven.

De fijnste geste van een liefdevol mens
is de aandacht voor het kleine detail,
dat zeer belangrijk is.

Zo is God. Dat zien we in Jezus,
de mens Jezus, op weg met mensen ...
Zo wil Hij ons.





Jongeren

VERDIEPEN

Tips

Veeleer dan de vraag te stellen 'Is dit allemaal echt gebeurd?'
Vertrek je vanuit de vraag:
'Wat willen gelovigen met dit verhaal zeggen?'

- Jezus is nabij als mensen lijden.
Hij gaat met Jaïrus mee en treedt zijn huis binnen.

- Jezus geeft mensen nieuw leven.
In moeilijke situaties geeft Hij hen moed en kracht om 'op te staan'

- Jezus doorbreekt het negatieve rond dood en lijden:
de dood is geen eindpunt, maar een 'slaap' waaruit men ontwaakt.
Christenen geloven in leven over de dood heen.

- Jezus is bezorgd om de kwaliteit van het leven.
Hij vraagt om eten voor het meisje.





REFLECTEREN

Maak een gedicht bij dit verhaal ...

Vul - om een gedicht te maken - de ontbrekende regels in.

Regel 1 Meisje sta op
Regel 2 ...................................
Regel 3 ...................................
Regel 4 Meisje sta op
Regel 5 ...................................
Regel 6 ...................................
Regel 7 Meisje sta op




... of maak een elfje

Beantwoord daarvoor de volgende vragen in korte zinnen met net zoveel woorden als er tussen de haakjes staan. Schrijf die zinnen dan over in het rooster.
Het eerst woord wordt gegeven: Meisje
Wat weet je van het meisje? (2)
Wat doet haar vader? (3)
Wat doet Jezus? (4)
Zeg in één woord wat het belangrijkste is in dit verhaal.

Meisje
................. .................

................. ................. .................

................. ................. ................. .................

.................






Overwegingen

Paul Kevers

De dochter van Jaïrus

(P. KEVERS in Samuel plus, uitgeverij Averbode, 2005 nr 2)

Wanneer u het verhaal over de dochter van Jaïrus in de Bijbel opzoekt, zult u merken dat het onderbroken wordt door een ander verhaal: dat van de genezing van een vrouw die aan bloedvloeiingen lijdt. Twee vrouwen worden gered: een volwassen vrouw die al twaalf jaar ziek is en een meisje van twaalf dat op sterven ligt.
Het ene verhaal speelt zich buitenshuis af, in het openbaar, te midden van het volk. Het andere vindt binnenshuis plaats, in de intimiteit van het huis, met slechts een paar getuigen.
In beide gevallen is er sprake van geloof en vertrouwen. 'Uw vertrouwen is uw redding' zegt Jezus tot de vrouw. Tegen Jaïrus zegt Hij: 'Heb maar vertrouwen, dan zal uw dochtertje gered worden.'

De twee verhalen laten zien dat Jezus weldoende rondgaat, gebroken mensen heel maakt, genezing en leven brengt in Gods naam. Ze vertellen niet over een tovenaar die over geheimzinnige krachten beschikt. Ze nodigen uit tot geloof en vertrouwen in Jezus en in de God van het leven. Jezus straalde levenskracht uit omdat Hij zelf grenzeloos op God vertrouwde en zich verzette tegen lijden en onrecht. Wie zo op God vertrouwt, weet dat zelfs de dood het laatste woord niet kan hebben.





Rose-Marie Pelgrims

'Sta op en leef’

Je kunt dit interpreteren als: Sta op en begin aan een nieuw leven, word een nieuwe, misschien wel betere mens.
Zo kunnen we het voornemen maken om in deze vakantieperiode met nieuwe ogen naar het leven te kijken, wie weet wat we dan allemaal zullen ontdekken.





Frans Mistiaen s.j.

Geloven in Jezus' levenskracht te midden van onze dood

Waarschijnlijk zijn wij vooral nieuwsgierig te weten
of dat straf mirakel wel echt gebeurd is,
of dat meisje nu echt dood was, ofwel in de coma lag, of sliep.
Dit zijn vragen van ons, nuchtere,
wetenschappelijke ingestelde mensen van deze tijd.
Maar die vragen mogen wij niet aan een evangelietekst stellen.
Veel te lang heeft men ons gesuggereerd
dat de evangelieteksten ons exacte informatie konden bieden.
Pas veel later hebben wij ingezien
dat het evangelie geen encyclopedie is,
maar op de eerste plaats een geloofsverhaal, dat de bedoeling heeft
ons zoekend geloof in Jezus te versterken.
En het evangelie doet dit niet met exacte informatie voor allen
(historisch “waar” in de zin van universeel wetenschappelijk),
maar wel met beeldrijke verhalen
waarvan gelovigen de diepere betekenis kunnen ontdekken
omdat die diepere betekenis vooral nu echt aan het gebeuren is
(historisch “waar” in de zin van nu ervaarbaar voor ons).

Hier heeft de evangelist Marcus
ons vooral Jezus willen voorstellen als Diegene die,
wanneer Hij oog in oog komt te staan met ziekte of dood,
een “nieuw soort leven” aanbiedt.
Want het is wel duidelijk
dat het voor ons vandaag niet gaat over de uitschakeling
van onze ziekten of onze biologische dood.
Ook het "opgewekte" twaalfjarig meisje zelf
is nadien uiteindelijk ook gestorven.
Het verhaal wil ons wel duidelijk maken
dat Jezus ons, ook midden in onze ziekte, ook midden in onze dood,
een nieuw soort leven aanbiedt,
namelijk een vriendschapsverbondenheid met Hem,
en dat die vriendschap
onze onvermijdelijke, uiterlijke dood, overleeft.

Jezus ontmoet hier
een vooraanstaande joodse man en een eenvoudige volksvrouw
die beiden worden bedreigd door ziekte of dood, - twee voorbeelden zo
samengebracht om te suggereren
dat wij het allemaal kunnen ervaren, maar die beiden reeds
op één of andere vage manier in Hem geloven.
Hun geloof, zoals ook het onze trouwens in zulke omstandigheden,
wordt zwaar op de proef gesteld
onder de druk van de ongelovige omstaanders.
Maar, in plaats van zich te laten overspoelen
door het ongeluk dat hen treft,
in plaats van zich op te sluiten in bitterheid,
vinden zij alle twee de uitzonderlijke moed,
om, ook in dit uiterst kritieke moment,
naar Jezus te gaan en op Hem te vertrouwen.
Eigenlijk zegt Jezus ook ons dus vandaag: "Wees niet bang,
bewaar uw geloof, uw verbondenheid met Mij, juist nu."
Dat is blijkbaar de basis van ons groeiend geloof:
niet op de eerste plaats aan onszelf en ons eigen verdriet denken,
maar, ook te midden van onze pijn en ongeluk,
aandacht, openheid en vertrouwen opbrengen
voor Jezus en Zijn liefde.

Jezus’ besluit om naar het meisje te gaan
is het symbool van Zijn besluit om naar elke mens te gaan
die overspoeld dreigt te geraken door wanhoop
bij ziekte of dreigende dood.
Juist op dat diepste punt komt Hij naar ons toe.
Hij stuurt de rouwzangers
- en allen die hun aandacht op de dood concentreren - weg.
Hij wordt aangeraakt door de volksvrouw
en raakt het jonge meisje aan.
Door hen te raken met Zijn vriendschap die leven brengt,
doet Hij hen beiden opstaan tot een nieuw leven.

Daartoe nodigen deze twee verhalen ons uit:
dat ook wij met ons klein, zoekend geloof
ons zouden laten aanraken door Jezus' liefde.
Dat wij, vooral in momenten van wanhoop, zouden kunnen herhalen:
"Kom toch uw hand op mij leggen, Heer, raak mij aan,
zodat ook ik mag leven van uw liefde!"
Dat betekent niet dat Jezus alle onheil of onze biologische dood
zal verhinderen.
Dat betekent wel dat Zijn vriendschap
ons een innerlijke levenskracht kan bieden
die sterker is dan onze ziekte en onze dood.
Wie deze liefdesverbondenheid met Jezus bewaart,
leeft echt, ook al is hij ziek of gestorven.
Wat Jezus ons schenkt is dus een heel ander soort leven,
een leven van een andere kwaliteit, inderdaad,
een goddelijk leven, een liefdesgemeenschap,
een vriendschapsverbondenheid die veel fundamenteler is,
dan het uiterlijke, tastbare, zichtbare leven.

Wij zijn dus de zieke volksvrouw uit het verhaal
of de door de dood bedreigde Jaïrus,
die, ondanks ziekte en dood,
ook vandaag blijven geloven in Jezus' liefdeskracht.
Als gelovige kerkgemeenschap zijn wij ook het jonge meisje zelf,
dat aangeraakt wordt ten leven.
Onze kerkgemeenschap hier wordt aangeraakt
tot het begin van een nieuw soort leven,
tot een leven in vriendschapsverbondenheid
met Jezus en Zijn brood.