Loading...
 

28e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 10, 17-30: De rijke jongeling

Marcus 10, 17-30 // Matteüs 19, 16-29 // Lucas 18, 18-30




De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1597-1598)

Toen ze verdergingen, kwam er iemand op Jezus af. Hij knielde voor Jezus en vroeg: ‘Goede meester, hoe kan ik het eeuwige leven krijgen?’
Jezus zei tegen hem: ‘Je noemt mij goed, maar waarom? Alleen God is goed, verder niemand. En je weet toch welke regels er in de wet staan? Je mag niemand vermoorden. Je mag niet vreemdgaan. Je mag niet stelen. Je mag niet liegen. En je moet eerlijk zijn en respect hebben voor je vader en je moeder.’
Toen zei die man: ‘Meester, ik houd me aan al die regels. Al mijn hele leven.’ Jezus keek vol liefde naar de man. Hij zei: ‘Er is nog één ding dat je moet doen. Ga naar huis, verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan de armen. Dan ligt er in de hemel een grote beloning voor je klaar. Als je alles weggegeven hebt, kun je terugkomen en met mij meegaan.’
Toen de man dat hoorde, werd hij somber. Hij liep teleurgesteld weg. Want hij was erg rijk.

Jezus keek zijn leerlingen aan en zei: ‘Het is erg moeilijk voor rijke mensen om in Gods nieuwe wereld te komen.’ De leerlingen schrokken van die woorden.
Maar Jezus herhaalde het nog een keer. ‘Vrienden,’ zei hij, ‘het is erg moeilijk om in Gods nieuwe wereld te komen. Denk je dat rijke mensen in Gods nieuwe wereld kunnen komen? Je zult nog eerder een kameel door het oog van een naald zien gaan!’
Nu schrokken de leerlingen nog veel meer. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Maar wie kan er dan nog gered worden?’ Jezus keek hen aan en zei: ‘Als het van mensen afhangt, kan niemand gered worden. Maar het hangt van God af. En voor God is alles mogelijk.’

Toen vroeg Petrus: ‘Maar hoe zit het met ons? Wij hebben alles achtergelaten om met u mee te gaan.’
Jezus zei: ‘Luister goed naar mijn woorden: Als je kiest voor mij en voor het goede nieuws, moet je bereid zijn om alles op te geven: je broers en je zussen, je ouders en je kinderen, je huis en je land. Maar je krijgt er honderd keer zo veel voor terug: broers en zussen, ouders en kinderen, huizen en land. Je zult het heel moeilijk hebben. Maar als Gods nieuwe wereld komt, krijg je het eeuwige leven.’



Dichter bij de tijd

(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 10, 17-25)

Toen Jezus verder ging, liep er iemand naar Hem toe.
Hij knielde voor Jezus en vroeg:
‘Goede Meester, wat moet ik doen om in de hemel te komen?’
‘Waarom noem je Me goed?', vroeg Jezus,
'Niemand is goed! Alleen God is goed.
En wat je moet doen, dat weet je toch: niet doden, trouw zijn,
niet stelen, niet vals getuigen, niemand oplichten,
eerbied hebben voor uw vader en uw moeder.’
De jongeman zei: ‘Meester,
dat doe ik al allemaal van toen ik klein was.’
Jezus keek hem lief aan.
Dan zei Hij: ‘Je kunt nog één ding doen:
verkoop alles wat je hebt en geef het aan arme mensen.
Zo krijg je een schat in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’
Toen de man dat hoorde vertrok zijn gezicht.
Vol spijt ging hij weg, want hij bezat heel veel.

Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen:
'Het is heel moeilijk voor iemand die veel heeft
om het Rijk van God binnen te gaan!”
De leerlingen keken Hem ontredderd aan.
Daarom herhaalde Jezus:
'Vrienden, het is heel moeilijk om het Rijk van God binnen te gaan.
Een kameel gaat gemakkelijker door het oog van een naald
dan dat een rijke in het Rijk van God kan komen.'
De leerlingen waren nog meer ontredderd.
Ze zeiden tegen elkaar: 'Wie kan dan nog gered worden?'
Jezus keek hen aan en zei:
'Dat is onmogelijk bij de mensen, maar niet bij God:
want bij God is alles mogelijk.
Echt waar, Ik zeg jullie: ieder van jullie die huis, broers en zusters,
moeder, vader, kinderen of grond heeft achtergelaten
om Mij en om de Blijde Boodschap
ontvangt nu, in deze tijd, honderd keer meer
aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers,
- zij het samen met vervolgingen -,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.'



Stilstaan bij...

Zich op de knieën werpen
Uitdrukking van eerbied, bewondering en waardering voor iemand.

Goed
Betekent 'heilig' of 'goddelijk'. Dit werd alleen van God gezegd.

Eeuwig leven
Voor de joden is dit een leven bij God, de samenvatting van al wat goed is.

Geboden
Hiermee worden de 'Woorden' van God bedoeld die Hij aan Mozes gaf.

Vele goederen
Voor de joden waren welstand en rijkdom een teken van Gods zegen.
Welstellende joden hadden de verplichting om aalmoezen aan de armen te geven.

Koninkrijk van God
Dit rijk heeft te maken met een levensstijl waarbij men aan het woord van God de juiste plaats geeft. Het heeft niets te maken met het materiële noch met succes, of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij het volk. Want die dachten dat de Romeinse bezetter verdreven zou worden bij de komst van het Rijk van God.

Kameel
Sommige bronnen vermelden dat men bij het overschrijven van het Aramese ‘GML’ naar het Grieks, een verkeerde klinker invulde, zodat men bij de vertaling het woord ‘kameel’ (kamelos) bekwam, terwijl eigenlijk ‘touw’ (kamilos) bedoeld werd.
Maar... ook een touw kan niet door het oog van een naald! Daar is het te dik voor!

Het oog van de naald
Al van in de 15e eeuw wordt verteld dat er in de stadsmuur van Jeruzalem een poortje was dat toegang gaf tot de stad als de grote poorten gesloten waren. Het was zo klein dat men er niet met een kameel doorheen kon. Maar of er echt zo'n poortje was... niemand kan dit bevestigen!
In elk geval wilde Jezus met zijn uitspraak aantonen dat het voor een rijke erg moeilijk was om in de hemel te komen.

Het is moeilijk voor een rijke om het Rijk van God binnen te gaan
De leerlingen begrijpen deze uitspraak niet: joden zagen rijkdom als een gunst van God. Jezus wilde ermee zeggen: als mensen hun vertrouwen baseren op hun rijkdom en niet op God, kunnen ze Hem niet volgen.

Petrus
(Grieks = steen; Frans = pierre)
Deze naam gaf Jezus aan Simon, zijn eerste leerling. Jezus vond hem duidelijk een ‘kei’ van een man. Matteüs, Marcus en Lucas vertellen dat hij die naam kreeg, toen hij in Jezus de Messias erkende.
Petrus was een broer van Andreas. Beide waren vissers uit Betsaïda.
Lees meer over Petrus.





Bij de tekst

Roepingsverhaal

Dit verhaal van een roeping die niet beantwoord werd, wil christenen wakker schudden en waarschuwen voor wat hen als volgeling van Jezus in de weg staan.



Betekenis

Wie rijk is, loopt het gevaar door de materiële welvaart blind te worden voor het rijk van God. Ook het kennen van de geboden blijkt geen garantie voor het binnengaan in het Rijk van God.

In dit verhaal komen twee manieren om godsdienst te beleven aan bod:
. naleven van voorschriften
. uiten van persoonlijk geloof
Jezus vraagt meer dan enkel het onderhouden van geboden en verboden. Hij vraagt dat al wat men heeft en is in dat geloof wordt opgenomen.



Merk op

. Hoewel deze tekst gekend is onder de titel: ’De rijke jongeling’, wordt de leeftijd van de rijke man nergens in de tekst van Marcus vermeld, ook niet in de paralleltekst van Lucas. Alleen Matteüs schrijft dat het over een jongeling gaat (Matteüs 19, 20.22)


. De erg individueel geformuleerde vraag van de jonge man buigt Jezus om. In plaats van 'verwerven' heeft Hij het over 'weggeven' en 'Hem volgen'. Dit antwoord van Jezus is heel radicaal en nu wellicht evenmin van de ene op de andere dag te realiseren, als voor die rijke man toen.





Bijbel en kunst

H. HOFMANN

Christus en de rijke jonge man (1889)

Hoffmann

Olie op doek


Op dit kunstwerk van Heinrich Hofmann, een Duits kunstschilder (1824 – 1911), is Jezus duidelijk aan het woord. Met het gebaar van zijn handen maakt Hij duidelijk wat Hij zegt. De rijke man denkt erover na. De uitdrukking van zijn gezicht spreekt boekdelen: wat Jezus zegt ligt hem heel moeilijk.

Merk op dat de kleur van de kledij van Jezus dezelfde is als die op iconen. De rode kleur verwijst naar zijn goddelijkheid, het blauw verwijst naar zijn menselijkheid. (Maria heeft een blauw kleed aan met daarboven een rode brede sjaal)
De kledij van de rijke man straalt luxe uit: er is goud verweven in de stoffen die hij draagt en er zijn parels op zijn hoed.
De tegenhanger van de rijke jonge man is een oude arme man links op het kunstwerk: hij is halfnaakt, draagt versleten kledij en heeft de hulp van anderen en van een kruk nodig om zich te kunnen verplaatsen.




Suggestie
Maak twee tekstballonnen.
De ene ballon komt bij Jezus:
- Wat zegt hij?
De andere ballon komt bij de rijke man:
- Wat denkt hij?





L. MERCKX

De rijke jongeling

Leo Merckx

Doorgaans wordt de rijke jongeling zichtbaar rijk voorgesteld. Maar niet op dit schilderij van Leo Merckx. Daarom kan men bij dit schilderij de vraag stellen wat de kunstenaar precies heeft willen afbeelden.
- de jongen zoals hij eigenlijk is, als de zichtbare rijkdom weggehaald wordt?
- de jongen voor of na zijn ontmoeting met Jezus?
- wat innerlijk leeft bij de jongen?




Suggestie
Toon dit schilderij.
- Wat zien jullie op het schilderij en wat roept dit bij jullie op?

Zeg dan dat het schilderwerk de titel 'De rijke jongeling' kreeg.
- Kennen jullie het verhaal over de ontmoeting van Jezus met een rijke jongeling?
Lees in elk geval het evangelie voor van deze zondag.

- Herkennen jullie de rijke jongeling in dit schilderij?
- Als dit een foto zou zijn van die rijke jongen, wanneer zou die foto dan genomen geweest zijn?
- Welke gedachten zouden er in het hoofd van die jongen spelen? Noteer dat eerst op een gedachtenballon.
Vergelijk dan met de meningen van anderen.
(Bij dat vergelijken is het de bedoeling om zijn eigen ideeën te verrijken aan die van anderen. Het is dus absoluut niet de bedoeling van gelijk te halen op welk vlak dan ook)


Maak dan kennis met de volgende woorden van de schilder:

Wanneer ik zelf naar een schilderij van iemand kijk dan laat ik graag - intuïtief - ontstaan wat het bij mij oproept, wat ik er bij denk en voel. Soms probeer ik ook te ontdekken welke intentie de kunstenaar er mee zou hebben en soms helpt het me ook als het werk of de kunstenaar daarbij een hintje geeft ...
In m'n werk 'de rijke jongeling' is de titel uiteraard al een hint, maar vooral de verwijzing naar Marcus (10, 17-22).
Al wou ik de figuur uit dat oude evangelieverhaal afbeelden als iemand van vandaag, want het gaat ook over ons!
De rijkdom is nog wat zichtbaar in het 'afgebladderde' goud over de schouders. Afgebladderd, want het toont de jongeling NA de CONFRONTERENDE ontmoeting met Jezus, die hij zich wellicht anders had voorgesteld. Er staat bij Marcus: " Maar hij verstrakte bij dat woord ..." Precies deze toestand van ontdaanheid probeerde ik te schilderen.
Leo Merckx


- Biedt de kunstschilder elementen aan die je zelf niet eerder zag?
- Wat denk je van zijn woorden 'het gaat ook over ons'?
- Ervaar je de ontmoeting met Jezus ook als confronterend? Waarom?





Suggesties

Kleine kinderen

DOEN

Kleuren

Kopieer dit blad en laat het de kinderen kleuren en aanvullen volgens hun mogelijkheden.


TIP
Kopieer de kameel op een stevig blad. De kinderen kleuren de kameel en knippen die daarna uit.
Doe een draad rond de hals van de kameel.
Laat de kinderen de kameel door het oog van een naald trachten te krijgen.





VERDIEPEN

Hebben en zijn

(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2003, nr 1)

Zorg voor twee grote vellen papier. Op elk vel gaat een kind liggen. Teken met een viltstift hun omtrek op het papier.
(Indien het weer het toelaat, kan deze activiteit ook buiten. Teken dan de omtrek van de twee kinderen met krijt op de grond.
Op de ene figuur schrijven de leerlingen alles wat ze hebben aan voorwerpen.
Op de andere figuur schrijven ze alles wat ze hebben aan goede eigenschappen.

Hou nadien een gesprek rond de vragen:
- Hoe belangrijk zijn die spullen?
- Hoe belangrijk zijn die eigenschappen?

Vertel dan het verhaal van de rijke jongeling.
- Wat vond die jongen belangrijk?
- Wat vond Jezus belangrijk?





VERTELLEN

Het kleine poortje

B. BUTTERWORTH & M.INKPEN, Acht verhalen van Jezus, Ark boeken

Als je door dit poortje gaat, kom je in een stad.
Het is een klein poortje, met een grappige naam.
Het heet: 'Het oog van de naald'. Zo klein is dat leuke poortje.
Op een dag komt er een kameel bij het poortje.
Het is geen gewone kameel.
Hij heeft een prachtig zadel met rode kwasten.
Op dat zadel ligt een stapel tapijten; die moeten naar de markt.
Naast hem loopt zijn eigen knechtje; die moet de vliegen bij de kameel wegjagen.

'Opzij', zegt de kameel. 'Ik moet door de poort.'
Maar hij kan er helemaal niet door! Hij is veel te groot.
'Probeer je er eens achterstevoren doorheen te wurmen' zegt het knechtje.
En hij doet het de kameel voor.
'Kamelen wurmen niet' zegt de kameel.
Maar toch draait hij zich om en duwt zijn bips door de opening.
Hij draait en duwt. Hij wurmt zelfs. Maar niets helpt. Hij kan niet door het poortje.
'Weet je wat?', zegt het knechtje. 'Ik zal de tapijten van je rug afhalen.'
Hij maakt de touwen los en legt de kleden op de grond.
'Zo probeer het nu nog eens.'
Het helpt niets. Nog steeds kan de kameel niet door het poortje.
'Het komt door je zadel', zegt het knechtje.
'Daardoor blijf je vastzitten. Ik zal dat er ook nog even moeten afhalen.'
Zonder dat prachtige zadel ziet de kameel er opeens heel anders uit.
Niet meer zo deftig en belangrijk. Het is nu een heel gewone kameel.
De kameel probeert het nog eens. Eerst op de knieën;
dan naar voren schuifelen, centimeter voor centimeter, totdat, eindelijk...
Ja! Hoera! Gelukt! Hij is er door!

Jezus zegt: 'Het is erg moeilijk voor rijke mensen om in de hemel te komen.
Een kameel gaat zelfs nog gemakkelijker door het oog van een naald.'



Dit verhaal is te lezen in het schitterende boekje: B. BUTTERWORTH & M.INKPEN, Acht verhalen van Jezus, Ark boeken - ISBN 90338 27298. De tekst is heel fris en kindvriendelijk, net als de tekeningen die maken dat het een plezier is om te vertellen, te bekijken, te lezen ... Geschikt voor peuters, kinderen, jongeren, volwassenen, zieken, gezonden, bejaarden ...



De kameel

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 159)

Op een dag hoorde een kameel een verhaal over een land
waar het leven goed is voor iedereen:
Niemand heeft er honger en niemand is er eenzaam.
‘Daar wil ik wonen,’ zei de kameel.
Ze pakte al haar spullen bijeen en ging op weg.
Na een lange reis kwam ze bij de poort van dat land.
Een leeuw zat er te kaarten met een schaap.
‘Is hier het land waar het leven goed is voor iedereen?’ vroeg de kameel.
‘Zeker,’ zei het schaap, ‘maar voor jou zal dat wel moeilijk zijn
Kijk eens naar dat poortje, je kunt er niet door.’

De kameel zag een heel erg klein poortje.
‘Nee, daar kan ik er echt niet door!’ zei de kameel.
‘Laat die kist met eten maar hier,’ zei het schaap.
Bij deze poort komen heel wat mensen die honger hebben.’
De kameel zette de kist op de grond, maar het poortje bleef te klein.
‘Dat geld in de tassen,’ zei de leeuw, ‘kunnen armen goed gebruiken.’
De kameel keek zuur.
Toen stak hij haar kop door de poort, maar de belletjes zaten in de weg.
‘Moet dat ook af?’ vroeg ze vertwijfeld.
‘Ja,’ zei de leeuw, ‘en die stoffen ook, daar maken we kleren van.’

Daar stond de grote kameel. Ze voelde zich heel klein.
‘Ik begrijp het niet,’ zei ze.
‘In dit land zou het leven goed zijn voor iedereen.
En ik moet alles afgeven?’
‘Het leven is hier goed voor iedereen,’ zei de leeuw
‘omdat we alles delen wat we hebben.’
‘Alles delen …’, zei de kameel.
Daar moet ik nog eens over nadenken. Dank u.’
Ze pakte al haar spullen weer op haar rug.
‘U hoort nog wel van me,’ zei ze.





Grote kinderen

SPREKEN MET BEELDEN

Het oog van de naald

(naar C. LETERME in Samuel plus, uitgeverij Averbode 2008 nr 7)

Sta stil bij de vreemde uitdrukking die Jezus gebruikt: ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen, dan voor een rijke om het Rijk van God binnen te gaan.’

Vertel daarbij het volgende:
Toen Jezus leefde was de hele stad Jeruzalem omringd met stevige muren. Hier en daar waren stadspoorten die overdag werden geopend zodat iedereen vrij in en uit de stad kon gaan. ‘s Avonds werden de poorten gesloten.
Maar stel je voor dat je op een avond te laat aan de poort aankomt. Je kunt dus niet meer de stad binnen!
In dat geval konden de mensen naar een klein poortje in de muur gaan, waar men de stad toch nog kon binnengaan. Dat poortje noemden ze ‘het oog van de naald’ Een onbepakte kameel, een kameel zonder bagage en andere spullen zou daar nog amper door heen kunnen.
'Wel' zegt Jezus, 'een kameel kan gemakkelijker door dat poortje, dan een rijke naar het Rijk van God.'


Verwerking
Bezorg de kinderen een naald. Door het oog van die naald loopt een draad waaraan een ‘kameel’ vastgemaakt is. Klik hier voor een voorbeeld van zo'n kameel.
Laat de kinderen de volgende dagen eens letten hoe sterk ze gehecht zijn aan hun spulletjes, en hoe vaak ze meer willen hebben om zich beter te voelen (Deze materiële dingen schrijven ze op de kameel.)


Belangrijk
Kinderen vernemen dat Jezus hen uitnodigt tot een bepaalde levenswijze, waarbij ze zich niet hechten aan het materiële. Toch blijft Hij uiteindelijk de vrijheid van ieder mens respecteren.





VERDIEPEN

Ik ga op reis…

Vraag vooraf om van thuis één voorwerp mee te nemen dat ze graag hebben. Zorg zelf ook voor zo’n voorwerp.

Begin dan te vertellen en zeg: ‘Ik ga op reis en ik neem mee …’ Leg dan jouw voorwerp in de kring.
Herhaal dan jouw zin en laat dan een eerst kind zijn voorwerp in het midden leggen. Blijf dat herhalen tot elk kind zijn voorwerp in het midden heeft.

Vraag je luidop af hoe je dit allemaal kunt meenemen, want je reist te voet.
Vertel dan over Jezus en de rijke jongeling. Het enige wat je gemakkelijk altijd kunt meenemen, dat ben jezelf. Daarom is het de moeite waard om ervoor te zorgen dat je een waardevolle persoon bent.



Teveel!

Kopieer voor elk kind deze kameel.

Vertel: In de stadsmuur van Jeruzalem was er een poortje dat toegang gaf tot de stad als de grote poorten gesloten waren. Het was zo klein dat je er met een kameel niet zomaar doorheen kon. Daarvoor moest je de hele vracht afladen en de kameel op de knieën zien te krijgen en duwen en trekken...

- Schrijf op de pakken van de kameel (gekopieerde blad) wat je zelf allemaal hebt.

- Bekijk dan elk van die ‘pakken’ opnieuw en vraag je af of het mogelijk is om wat in het pak steekt, te delen met anderen.

- Wat valt je hierbij op?
Begrijp je nu beter waarom het voor een rijke moeilijk is om het Rijk van God binnen te gaan?

- Teken zelf bij de poten van de kameel een aantal pakken. Schrijf op die pakken wat je kunt delen. Denk eraan dat je niet alleen bezittingen met anderen kunt delen, maar ook: aandacht, zorg, liefde…


Zo ben je al wat meer op weg naar het Rijk van God.



Kom en volg Mij

Materiaal
Flap waarop in een tekstballon de woorden 'Kom en volg mij'; stiften


Verloop
Stel je voor...
Jezus komt hier binnen en zegt 'Kom en volg Mij'.
De kinderen krijgen de kans om op de flap te noteren hoe ze zouden reageren en waarom.
Inventariseer daarna met de kinderen de verschillende reacties:
- Ik volg Jezus omdat ...
- Ik weet nog niet zo zeker of ik Jezus zou volgen omdat...
- Ik ben niet van plan om Jezus te volgen omdat ...



Geld maakt niet gelukkig

Materiaal
Papier waarop de zin staat: 'Geld maakt niet gelukkig'

- Wat denken jullie van dit spreekwoord?
- Hebben jullie geld en bezit nodig om gelukkig te zijn?
- Zouden jullie zonder bezit kunnen leven?
- Zouden jullie bereid zijn om, omwille van Jezus, jullie zakgeld van deze week te geven aan een goed doel?





ACTEREN

Het eerste opstel

Riet:
Had ik het niet gedacht!
Dat is nu eens elk jaar hetzelfde liedje, ma.

Ma:
Dag, Riet... Leuk geweest op school?

Riet:
Dag moeke. Leuk? Ja en nee.

Ma:
Liep er iets mis met een liedje, zei je?

Riet:
Geen lied, ma. Wel ons eerste opstel: 'Mijn mooiste vakantiedag'

Ma:
Vind je dat een moeilijk onderwerp?

Riet:
Tuurlijk, 't deed niets anders dan regenen.

Ma:
Dat wel, maar vergeet onze natte fietstocht niet.

Riet:
Zeker niet! Zelfs onze boterhammen waren nat. Net deeg was het.

Ma:
Dat klopt. Maar wie zagen we onderweg?

Riet:
Juf Miet met haar fiets. Ze toonde ons toen het visserijmuseum.
En daarna leerde ze ons op de bowling spelen.

Ma:
Goed zo. Je raakt op dreef voor je opstel.

Riet:
Ja, nu weet ik het weer.
Als slot schrijf ik hoe juf Miet
een rotdag tot een boeiende vakantiedag omtoverde.
Dat was pas fijn.



Zo kan iemand je leven veranderen. Dat deed Jezus ook bij de vele mensen die Hij ontmoette.
Enkelen gingen hier niet op in: een rijke jongeman, Schriftgeleerden, Pilatus. Anderen wel: het veranderde hun hele leven.





INLEVEN

Kruipen in het hoofd van de rijke jonge man

Maak gebruik van dit werkblad, waarbij kinderen de kans krijgen om via gedachtenballonnen zich in te leven in de rijke jonge man, in de verschillende fases van zijn ontmoeting met Jezus.



Tegendeelspel

(Naar: Hemel en aarde, Pasen 2005, p. 34-35)

Vertel het verhaal van de rijke jongeling. Op het eind ziet het ernaar uit dat de jongeman niet zal doen wat Jezus wat Jezus hem aanraadt. Maar of dit inderdaad zo is, komen we niet te weten.
Verdeel de ruimte met een stuk touw of tape, in twee delen. Op het midden van de lijn plaats je een stoel. De kinderen gaan in één van de twee vakken staan met hun gezicht naar de lijn met de stoel.

Vraag de kinderen om zich in te beelden dat zij de rijke jonge man zijn. Hij heeft heel veel bezittingen, een mooi huis, mooie kleren ... Toch vindt hij dat er iets aan zijn geluk ontbreekt. Maar wat? Hij gaat met die vraag naar Jezus. Die zegt: 'Geef alles wat je hebt aan de armen.' Dat doe je. Maar waarom eigenlijk? Wat brengt je ertoe om te doen wat Jezus zegt?

De kinderen bedenken welke redenen ze hiervoor zouden kunnen hebben. Wie een goede reden heeft, gaat naar de stoel in het midden, en pakt de rugleuning ervan met beide handen vast. Op dat moment 'is' dat kind de rijke jongeman, en vertelt (in de 'ik-vorm') waarom het besloot te doen wat Jezus zei. Daarna gaat het terug in de rij en kan er iemand anders naar de stoel komen.

Als er geen nieuwe redenen meer komen, gaan alle kinderen naar de andere kant van de lijn. Nu beelden ze zich in dat ze niet doen wat Jezus zegt. Welke redenen kunnen ze daarvoor hebben?

Als de kinderen geen redenen meer naar voren brengen, laat je de kinderen als volgt uit hun rol van rijke jonge man stappen: 'Jullie waren heel even de rijke jonge man. Doe nu allemaal een stap naar voren. Draai je om je as, en stamp driemaal flink met je voeten. Nu ben je weer helemaal jezelf.'


Bespreek nadien:
- Welke redenen om Jezus wel te volgen zijn je bijgebleven of hebben je verrast? En welke redenen om het niet te doen?
- Welke kant vond je moeilijker: de hij-doet-het-wel-kant of de hij-doet-het-niet-kant?





REFLECTEREN

De rijke en het rijk van God

Jezus zegt: 'Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het rijk van God binnen te gaan.'

- Waarom is het zo moeilijk voor iemand die rijk is om het rijk van God binnen te gaan?





VERTELLEN

Zijn bezit delen is moeilijk

(Naar: T. DE VRIES, Om te beginnen, Callenbach, p. 162)

Pim heeft zes knikkers. Joost heeft er geen.
Daarom kunnen ze niet samen spelen.
Maar wat doet Pim? Hij deelt eerlijk.
Hoeveel knikkers geeft hij dan aan Joost?
Hoeveel houdt hij er zelf?
Nu kunnen ze samen spelen. Dat is fijn!

Annemiek heeft héél veel knikkers. Een zak vol, wel honderd!
Petra heeft er geen. Nu geeft Annemiek uit die volle zak
drie knikkers aan Petra. Dan gaan ze samen spelen.
Maar kun je wel fijn spelen als de één zoveel heeft en de ander zo weinig?
... Annemiek wint steeds en Petra heeft niets.
Als je veel hebt, moet je veel delen. En dat is moeilijk.
Dat vond de rijke meneer uit het verhaal ook.



De diamant

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2008, p 112)

Op een avond zat een meester
onder de grote boom van zijn dorp.
Een dorpeling kwam aangelopen.
‘Geef mij de kostbare steen!’ riep hij.
‘Welke steen?’ vroeg de meester.
‘Vorige nacht,’ zei de dorpeling,
‘zei een engel me in een droom
dat ik ’s avonds in het dorp,
een man zou aantreffen onder de grote boom.
Hij zou mij een steen geven
die mij rijk zou maken.’
De meester nam zijn reiszak
en haalde er een steen uit.
‘Bedoelde de engel deze steen?’ vroeg hij.
En hij gaf de steen aan de dorpeling.
‘Een paar dagen geleden
vond ik hem in het bos.
Je mag hem houden.’
Met bewondering keek de man naar de steen.
Het was een diamant van onschatbare waarde.
Hij nam de steen aan en ging naar huis.

Maar ’s nachts kon hij niet slapen.
Er was iets dat hij niet begreep
en hem niet met rust liet.

De volgende dag ging hij terug
naar de meester onder de boom.
Hij vroeg:
‘Meester, kunt u mij de rijkdom geven
die het u mogelijk maakt
om zomaar die diamant weg te geven?’




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en Leven, Federatie Rotselaar, 2018, nr. 41, p. 1)

'Een kameel gaat gemakkelijker door het oog van een naald
dan een rijke in het rijk van God kan komen.'
Er is heel wat inkt gevloeid over deze uitspraak van Jezus.
Bedoelde Hij nu echt het oog van een naald?
Maar daar kan een kameel toch nooit door!

Sommigen zeggen dat het 'oog van de naald'
de naam van een poortje was
in de muur rond de stad Jeruzalem.
Wanneer alle grote poorten van de stad dicht waren,
kon men de stad nog alleen door dat kleine poortje binnen.

Anderen zeggen dat er een fout sloop
bij het vertalen van het Aramees, de taal die Jezus sprak,
naar het Grieks, het 'Engels' van de Oudheid,
de taal die iedereen rond de Middellandse Zee sprak.
Jezus zou het over een touw gehad hebben, niet over een kameel.

Maar ook een touw is niet door het oog van een naald te krijgen!
Of het nu om een poortje ging of om een touw ...
Jezus gebruikte beelden om te zeggen hoe moeilijk het wel is
voor rijken om het rijk van God binnen te gaan.
Maar wie is rijk? Hoeveel moet men bezitten om rijk genoemd te worden?

Het verhaal hierbij heeft het over twee rijke mannen:
een man met een diamant die hem weggeeft,
en een man zonder diamant die er een krijgt.
Maar uiteindelijk gaat het niet om het bezit van de diamant,
maar om de gehechtheid eraan.

Wie veel heeft, maakt meer kans om aan heel veel gehecht te zijn,
maar wie niet veel heeft, kan ook gehecht zijn aan het weinige dat hij bezit.
Misschien wilde Jezus wel zeggen:
wie gehecht is aan zijn bezit of er moeilijk los kan van komen,
komt niet in aanmerking voor het rijk van God.




Suggestie
Lees het verhaal voor tot: ‘Maar ’s nachts kon hij niet slapen.’
Stel de kinderen de vraag: ‘Waarom kan die man niet slapen?’
(De man heeft misschien schrik voor dieven; Of hij denkt erover de steen te verkopen en wat hij dan allemaal voor dat geld kan kopen? Of …)
Lees daarna het onverwachte vervolg van dit verhaal.


Bespreek
- Wat is rijkdom?
(Veel bezittingen hebben? Veel geld hebben? Veel talenten hebben?)

Veel mensen willen graag rijk zijn.
- Waarom vinden ze dat belangrijk?

De meester uit het verhaal is niet zo gehecht aan die diamant.
- Waarom zou hij die diamant niet zo belangrijk vinden?
(het is alleen maar een steen / hij heeft hem zomaar in het bos gevonden / hij vindt andere dingen veel belangrijker.
- Wat bijvoorbeeld?
(iets kunnen geven aan iemand; een ander gelukkig zien, …)


Vertel dan over de rijke jongeling.
- Wat vond die jongen belangrijk?
- Wat vond Jezus belangrijk?



De mooie grote vis

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007)

Er was eens een jongen die ervan droomde
om een heel grote vis te vangen.
Op een dag wierp hij zijn hengel uit en wachtte geduldig.
Ineens was zijn dobber onder water verdwenen.
Hij greep de hengel en trok uit alle macht.
Eindelijk had hij zijn grote mooie vis.
Hij nam hem op en liep er fier mee naar huis.
Onderweg kwam hij een boer tegen.
‘Mag ik die vis van jou kopen om op te eten?’
‘Nee!’ zei de jongen, ‘hij moet blijven leven en gelukkig zijn!"
Hij kwam thuis en liet de vis in de badkuip.
De vis had net genoeg ruimte om rustig te kunnen liggen.
Heen en weer zwemmen kon hij niet.
Hij zag er ongelukkig uit.
‘Ik zal bloemen voor je plukken,’ troostte de jongen.
En 's avonds las hij voor uit een boek.
De vis luisterde, maar gelukkig was hij niet.
De volgende morgen was de vis ziek.
De jongen ging ermee naar de dokter.
Die gaf hem een flesje met medicijnen.
Toen de jongen met zijn vis thuis kwam,
legde hij hem weer in de badkuip en gaf hem meteen zijn drankje.
De vis was blij dat hij weer in het water was.
‘Morgen ben ik weer gezond,’ dacht hij en viel in slaap.
Die nacht droomde hij dat hij in een grote vijver zwom.
Maar toen hij wakker werd, ontdekte hij bedroefd
dat hij nog steeds in de badkuip lag.
De volgende dag zag de jongen
dat zijn vis maar niet gezond werd in die badkuip.
‘Misschien wil hij terug naar de rivier,’ dacht hij.
En omdat hij veel van zijn vis hield,
bracht hij hem terug naar de rivier,
waar hij hem voorzichtig in het water liet glijden.

(Naar een verhaal van M. VELTHUYS)





Jongeren

VERDIEPEN

Alles geven aan de armen

Lees de tekst voor uit het evangelie.

Confronteer de jongeren met de volgende reacties van mensen die dit stuk evangelie beluisterden.

"Mijn eerste reactie is dat God nogal veeleisend is.
Hij eist dat in ruil voor het eeuwige leven je alles moet weggeven aan de armen
en dat is dan toch wat overdreven?
De man deed dan toch al zo zijn best om de geboden na te leven.
Je kunt het eeuwige leven toch ook op andere manieren verdienen?"

"Amaai ... als dat de vereiste is om "eeuwig" te leven,
dan maak ik
(en wij eigenlijk allemaal met onze computers, digitale televisies,
auto's, luxe artikelen, juwelen, enz.)
geen enkele kans!
Je kunt er toch niet om heen kijken dat wij echt wel rijk zijn."



Bespreek verder:
- Waarom zou je alles opgeven om in het Rijk Gods te komen?
- Als je gelovig bent en goed voor de arme mensen, is dat niet al genoeg?
- Waarom verlangt God zoveel van de mens?

En wat te denken van de volgende uitspraken:

"Men wordt pas echt gelukkig
als men bereid is
alles wat men heeft
met anderen te delen."


"Hoe meer men bezit,
hoe groter de kans is
dat men zich aan dat bezit gaat hechten,
waardoor men niet meer ziet
wat echt belangrijk is in het leven."






SPREKEN MET BEELDEN

Het verhaal bij een cartoon

De jongeren bekijken heel aandachtig deze cartoon.
Daarna schrijven ze er per twee een verhaal bij.
(eventueel kunnen ze tekstballonnen tekenen waarin ze schrijven wat de personen en eventueel ook de ballonnen te zeggen hebben)
Lees dan het evangelie van deze zondag voor.
De jongeren kunnen eventueel nog KLEINE wijzigingen aanbrengen in hun verhaal.
Alle verhalen worden beluisterd. Er mogen alleen vragen gesteld naar verduidelijking.





ONDERZOEKEN

De tien woorden / geboden

Kennen jongeren de tien geboden?
Er bestaat niet zoveel kans dat ze die nog kennen in de oude versvorm:

. Bovenal bemin één God
. Zweer niet ijdel, vloek noch spot
. Heilig steeds de dag des Heren
. Vader moeder zult gij eren
. Dood niet, geef geen ergernis

. Doe niets wat onkuisheid is
. Vlucht het stelen en bedriegen
. Ook de achterklap en het liegen
. Wees steeds kuis in uw gemoed
. Begeer nooit iemands goed


Maar ze kunnen die tien woorden / geboden kennen in een omschrijving. Wat ook ok is.
Bijvoorbeeld:
. Ik ben jullie enige God.
. Als je mijn naam gebruikt, doe dat dan met eerbied.
. Vier Mij om de zeven dagen.
. Heb eerbied voor je vader en moeder: ze schonken je het leven.
. Alle leven is een geschenk van Mij. Eerbiedig het.

. Blijf trouw aan de mensen van wie je houdt.
. Steel niet.
. Wees eerlijk in wat je zegt.
. Spreek geen kwaad over anderen.
. Wees niet jaloers op wat anderen hebben.

Schrijf eventueel de tien woorden op tien kaartjes. De vijf eerste kopieer je op geelkleurig papier. Die geven richtlijnen over de relatie God / mens.
De vijf volgende kopieer je op wit papier. Die geven richtlijnen over de relatie tussen mensen onderling.
Laat telkens iemand een kaart nemen en voorlezen. Daarna krijgen de anderen de kans om deze 'woorden' te commentariëren.
Nadien schrijven ze elk van die geboden opnieuw in hun eigen woorden.
Een extra aandachtspunt hierbij kan zijn:
Omschrijf deze 'woorden' positief (dus zonder woorden te gebruiken als: niet, geen ...) en uitnodigend (zonder woorden te gebruiken als: moeten, verplicht).

. Ik ben jullie enige God.

. Als je mijn naam gebruikt, doe dat dan met eerbied.

. Vier Mij om de zeven dagen.

. Heb eerbied voor je vader en moeder: ze schonken je het leven.

. Alle leven is een geschenk van Mij. Eerbiedig het.



. Blijf trouw aan de mensen van wie je houdt.

. Steel niet.

. Wees eerlijk in wat je zegt.

. Spreek geen kwaad over anderen.

. Wees niet jaloers op wat anderen hebben.






KEN JE TAAL

'Door het oog van de naald kruipen.'
Deze persoon is op een bijna onverklaarbare manier gered of er bovenop gekomen.





VERTELLEN

Het beloofde land

(C. LETERME, Parels van verhalen, uitgeverij Averbode 2019, p. 73)

‘Maandag om 9.45 uur vertrekt op spoor vier de trein naar een land
waar iedereen vriendelijk is en niemand arm is.’
Die aankondiging vond iedereen van het dorp in de brievenbus.

Die maandagmorgen stond perron vier
vol met mensen die naar dat land wilden.
Ze hadden van alles mee in koffers en manden.

Toen de trein er was, werd er geduwd en getrokken.
Er bleek onvoldoende plaats voor al wat ze meegenomen hadden.
Sommige mensen gingen met hun spullen terug naar huis.

Enkele uren later kwam de trein aan de voet van een berg.
‘De trein is te zwaar geladen’, zei de machinist.
‘Laat alles achter wat je toch niet gelukkig maakt.’

Na een tijd was kwam de trein bij een berg die nog steiler was dan de eerste.
‘Jullie moeten nog meer bagage achterlaten’, zei de machinist.
De mensen lieten uiteindelijk nog wat achter.

Enkele uren later, toen de zon onderging,
reed de trein het beloofde land in,
het land waar mensen elkaar vonden zonder al hun spullen.





REFLECTEREN

Wat is rijkdom?

Nodig de jongeren uit om na te denken over de volgende uitspraak van Seneca (5 voor Christus - 65 na Christus):
'Geld alleen
heeft nog niemand
rijk gemaakt.'





Overwegingen

Filip Noël, o. praem.

Uitdaging!

Niet iedereen is geroepen tot een dergelijke radicaliteit.
Jezus heeft deze man lief,
ook als hij niet in staat is om Hem zo nabij te volgen.
Maar Jezus daagt ons vandaag wel uit om eens grondig na te denken
over onze relatie tot ons bezit, ons geld, onze bankrekening.
Welke macht hebben onze bezittingen over ons?
Zijn wij in staat om te delen, om solidariteit te betonen?





Dalai Lama

Verbazing

Dalai Lama





Paul Kevers

De rijke jongeman

(P.KEVERS in Samuel, uitgeverij Averbode, 2003 nr 4 p. 12)

In de evangelies lezen we verschillende roepingsverhalen. Jezus roept leerlingen. Ze laten alles achter - hun familie, hun beroep - en ze volgen Hem. Dat zijn verhalen over roepingen die 'lukken'. Maar er is ook een verhaal over een roeping die 'mislukt'.

Een man komt bij Jezus en vraagt wat hij moet doen om gered te worden. 'Je kent toch de geboden' antwoordt Jezus.
'Ja', zegt de man, 'die heb ik onderhouden vanaf mijn jonge jaren.' Jezus voelt sympathie voor die man. 'Eén ding ontbreekt je nog', zegt Hij, 'verkoop al wat je hebt, geef het aan de armen, en kom dan terug om Mij te volgen.'
Maar dat ziet de man niet zitten, want hij is heel rijk. Hij gaat verdrietig weg. Daarna spreekt Jezus zijn leerlingen aan. Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God, zegt Hij. De leerlingen schrikken. Wie kan er dan nog gered worden? vragen zij zich af. Wat Jezus vraagt, is wel heel straf. Alles loslaten om Hem te volgen... Wie kan zoiets? Uit jezelf kun je dat niet. Het kan je wel geschonken worden, het kan je 'overkomen': beseffen dat je pas écht gelukkig wordt, als je bereid bent alles wat je hebt, met anderen te delen...
Daarover wil dit radicale evangelieverhaal ons doen nadenken.





Frans Mistiaen s.j.

Loslaten wat ons ongelukkig maakt

Vandaag komen wij voor de Heer
om Hem, zoals de jongeman uit het evangelie, te vragen:
"Goede Meester, wat moeten wij toch doen
om echt gelukkig te zijn?"
En Jezus verwijst ons naar de gewone geboden.
Dát zijn de hulpmiddelen, de wegwijzers, om gelukkig te worden,
als medemensen onder elkaar en als kinderen van God.
Misschien hebben wij opgemerkt
dat Jezus wel niet alle tien geboden opsomt.
Tegenover de “rijke jongeman die leeft in het hart van ieder van ons”
haalt Hij vandaag vooral die geboden aan
die ons herinneren aan onze plichten jegens onze medemensen.
In het christendom wordt onze liefde tot God concreet beleefd,
niet door individuele devotie, wel door liefde tot de medemens.
Dat is een hele opgave,
voor die “rijke jongeman die in ieder van ons steekt”.

Maar de jongeman drong bij Jezus aan.
In hem leefde blijkbaar een dieper verlangen.
Aan hem mocht men meer vragen.
Toen keek de Heer hem liefdevol aan.
Door die liefdevolle blik van de Heer voelde de jongeman
dat Jezus meer was dan een leermeester die hem enkele middeltjes
om gelukkiger te worden aan de hand kon doen.
Hij voelde aan dat de Heer hem Zijn vriendschap aanbood.
Als ook wij op een bepaald moment ervaren
dat de Heer met een beminnende blik persoonlijk naar ons kijkt,
dan gebeurt er iets belangrijks.
Die blik kan van ons heel nieuwe mensen maken,
mensen met een andere visie,
mensen met ruimere idealen en een nieuwe hoop.
De Heer kijkt ieder van ons in vriendschap aan,
maar wij merken het niet altijd.
Wij kijken misschien te dikwijls
naar de handen van de Heer,
naar hetgeen Hij ons zou kunnen geven,
naar de geschenken die wij van Hem kunnen verwachten.
Maar misschien kijken wij te weinig
naar Zijn ogen, naar Zijn blik.
Want dan zouden wij Zijn aanbod van vriendschap ontdekken.
Dan zouden wij vlug zien
dat Hij ons vooral wil ontmoeten en beminnen.
Wanneer een vriendschapsrelatie met de Heer ontstaat,
komt vrij vlug het verlangen naar boven
om Hem heel nabij te zijn.
Jezus’ uitnodiging luidt dan:
"Verkoop wat je bezit en kom terug om Mij te volgen!"
Dat betekent voor ons:
"Maak je los van datgene
waaraan je nu precies zozeer gehecht bent.
Kies ervoor te beginnen leven naar de voorkeur van Mijn hart.
En begin je te engageren voor Mij."

Het is verwonderlijk hoe een mens in de loop van zijn leven,
- voor hij het goed beseft -
telkens aan nieuwe dingen “gehecht” kan geraken.
Het kan een gemiste erfenis zijn,
of een ontspanningsprogramma op internet,
of een eigen vaste gewoonte.
Maar dat zijn juist de dingen die ons klein houden
en die ons vervreemden van diegenen die ons graag zien.
Jezus nodigt ons uit ons te bevrijden uit het kleine wereldje
waarin wij onszelf opsluiten en ongelukkig maken,
om Hem te volgen en Zijn levenshouding over te nemen:
nl. op de eerste plaats voor anderen bezorgd te zijn
en onszelf te breken, te delen en te geven voor anderen.
Op die uitnodiging ingaan en die levenshouding aannemen,
wordt het begin van het diepste, meest gelukkige,
“eeuwige” leven van Jezus’ vrienden.

Voor de jongeman uit het evangelie
werd die uitnodiging toen een afgang.
"Hij ging droevig heen,
want hij hield vast aan zijn vele bezittingen."
Op sommige dagen, in sommige perioden van ons leven
wordt het ook voor ons een mislukking.
Telkens als wij de uitnodiging van de Heer niet verstaan
of weigeren te verstaan.
Telkens als wij liever gehecht blijven
aan wat ons eigenlijk ongelukkig maakt.

Welstand is goed.
Wij mogen er de Heer om danken
dat wij brood op onze tafel hebben
en een dak boven ons hoofd, en nog veel meer.
Maar de rijkdom kan zeer gemakkelijk misbruikt worden.
De Heer gunt het ons dat wij het goed hebben,
maar Hij waarschuwt ons wel
dat weelde een mens kan veranderen
in een bezitterige en hooghartige heerser.
Overdreven rijkdom en hebberig bezit
daar heeft de Heer het tegen
want dat maakt het ons zo moeilijk
om solidair bezorgd te zijn voor anderen
en menselijk verbonden te blijven
met de misdeelden onder ons.
Maar nu is die bezorgdheid
juist hetgeen ons diep gelukkig kan maken.

Solidariteit en verbondenheid,
dat zijn immers de rijke gaven
van Gods echte vrienden en geroepenen,
van diegenen naar wie de Heer Jezus kijkt
met een liefdevolle blik
en die Hem daarop hun wederliefde willen tonen.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Genade (2012)

“Wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er niet binnengaan” (Marcus 10, 15). Met dat woord heeft Jezus de gesteldheid omschreven die ons toelaat Gods Rijk te aanvaarden. Zoals een klein kind zijn levensnoodwendigheden in totale afhankelijkheid moet ontvangen, zo zijn wij tegenover God in totale afhankelijkheid: wat van Hem is kunnen wij niet verdienen, wij moeten het genadig ontvangen.

Marcus heeft dat woord van Jezus omkaderd met twee manieren waarop die ontvankelijkheid concreet beleefd wordt. In 10, 1-12 geeft hij ons Jezus’ leer over het huwelijk, waar twee mensen door God verenigd zijn, en waar de een aanvaardt alles van God te ontvangen door de ander. Ze behoren immers niet meer aan zichzelf toe, maar aan Christus, tegenwoordig in de partner (vgl. 1Korintiërs 6, 19 - 20 en 7, 4). De wederzijdse trouw is de typische opgave van deze levenswijze, omdat men er aanvaardt van God afhankelijk te zijn door toe te behoren aan de meest geliefde persoon ter wereld. De kwestie van de huwelijkstrouw wordt dan ook in die passage aangehaald.

Parallel daarmee toont het evangelie vandaag de opgave van de celibataire levenswijze waar men alles prijsgeeft om Jezus te volgen. Marcus kenschetst de situatie hier door het driedubbel gebruik van het telwoord ‘één’ dat de betekenis krijgt van ‘enig’. “Toen Jezus zich op weg begaf kwam er een “enige” aangelopen, die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”. De Griekse tekst zegt niet: ‘tis’, iemand, maar ‘eis’, een alleen, een enige. De onthutsende ontdekking enig te zijn voor God, bemind te zijn met die enige liefde, is typisch voor wie alles prijsgeeft om Jezus te volgen. Het hart spreekt zich dan uit als volgt: ”Als ik enig ben voor God, dan zal ook God voor mij de enige zijn”.

Jezus haakt onmiddellijk in op die gedachtegang: “Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan de enige God (Grieks: ‘eis Theos’)”. De ervaring enig te zijn voor God, is zijn overrompelde goedheid ondervinden, als een alles overstelpende bron, een en al goedheid. Jezus’ liefdevolle blik komt daar bovenop die ervaring bekrachtigen. Marcus geeft ook hier de karakteristieke blik van Jezus weer met het werkwoord ‘emblepsas’: Jezus “keek hem in de ogen”. In die blik ontdekken wij wat er ons nog ontbreekt: “Een enig ding (Grieks: ‘hen’) ontbreekt u nog. Ga heen, verkoop wat ge bezit, en geef het aan de armen. ... Kom dan en vergezel Mij”. Wanneer Jezus spreekt tot de menigte gebruikt hij de uitdrukking: “Mij achterna gaan (‘opisô mou elthein’)”. Aan zijn dichtste leerlingen vraagt Hij Hem te ‘vergezellen’ (akolouthein). De prijs te betalen om Jezus’ gezel te worden is alles achter te laten.

“Dit woord ontstemde hem en ontdaan ging hij heen omdat hij een menigte dingen (‘ktèmata polla’) bezat. God kan niet de enige zijn als men een menigte dingen in het hart heeft. Als een kind God onthalen, is alles van Hem verwachten, steunen op Hem alleen, en niet meer steunen op bezittingen, bankrekening, eer of roem. Je kunt niet steunen op iets dat niet God is en enig willen zijn voor God. Het is moeilijk rijkdommen te bezitten zonder er zich aan te hechten: zo vlug worden ze bestaanszekerheid die tastbaarder is dan het vertrouwen op God.

De leerlingen stellen zich dan ook terecht de vraag: als dat zò ligt, als het voor een ‘kameel’ (dat was een dik kameelharen touw) gemakkelijker is door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen, wie kan dan gered worden? wie kan nu echt eens alles laten staan om, alleen met God in het hart, Jezus te volgen?
Nu kijkt Jezus ook hen in de ogen en zegt: “Voor de mens is dat niet mogelijk: het ligt in de macht van Gods genade”. Alles prijsgeven en Jezus volgen, Hem alleen, dat kun je niet opbrengen uit jezelf: dat is genade, dat is roeping.



Als een klein kind (2015)

Verleden zondag had Jezus het over de uitdaging van de trouw van twee personen verenigd in het huwelijk. Als vanzelfsprekend volgt vandaag daarop de uitdaging van de levenswijze van een persoon die alles verlaten heeft omwille van het Rijk Gods.
Iemand komt aangesneld en werpt zich op de knieën voor Jezus met de vraag over het eeuwige leven. Jezus schijnt hem niet meteen met geestdrift te onthalen. Men stelt zich niet overhaast in dienst van het Koninkrijk. En ook niet met uitbundig vertoon. Koeltjesweg merkt Jezus op dat Hij niet met ‘goede meester’ betiteld wenst te worden.
Er is echter iets anders dat ons opvalt in dit verhaal. Marcus zegt niet dat ‘iemand’ (Grieks: tis) Jezus aanklampt, maar ‘een enige’ (Gr.: eis). En hij gaat daarmee verder: God is de ‘enige’ (Gr.: eis Theos) die goed is, en er ontbreekt aan die man maar ‘iets enigs’ (Gr.: hen). Verdrietig stapt deze het echter af, want hij heeft ‘veelvuldig bezit’ (Gr.: ktèmata polla).
We zijn hier in de typische dialectiek van het celibaat omwille van het Godsrijk. Als iemand ontdekt dat hij/zij enig is voor God, dan wordt God ook enig voor hem/haar, zodat alles loslaten om Jezus te volgen, het enige is dat nog telt.

De ontmoeting met Jezus staat hier centraal. Jezus keek hem in de ogen (Gr.: emblepsas) en hij beminde hem ‘met agapè’ (Gr.: ègapèsen auton). Bij Plato staat de ‘agapè’ boven de ‘erôs’ (de naar zich toehalende liefde) en boven de ‘filia’ (de onbaatzuchtige vriendschap) : ze is als ‘de liefde voor de liefde’. De evangelisten en Paulus zullen het woord ‘agapè’ gebruiken om de liefde aan te duiden die van God komt. Het is de liefde van God die uitgaat van Jezus naar die man. Gods liefde is een verterend vuur die alles inneemt: Jezus zegt die man alles te verlaten om hem dan te ‘vergezellen’ (Grieks: akolouthei moi). Aan iedereen vraagt Jezus hem ‘achterna te gaan’ (Grieks: opisô elthein, vgl. Matteüs 16, 24). Aan die hij dichtbij zich wil, vraagt hij hem ‘te vergezellen’ (Grieks: akolouthein: vgl. Marcus 1,18; 10,21,28; Johannes 1, 43). De prijs te betalen valt hoog uit: 'Bij dat woord verstrakte de man en ging verdrietig weg' (v. 22).

Jezus ook is teleurgesteld en hij laat zich woorden ontvallen over de moeilijkheid voor de ‘rijken’ om het Rijk Gods binnen te gaan, woorden die de leerlingen die hem vergezellen doen schrikken (v. 24). Ja, wie kan er nog gered worden als het moeilijker is het Rijk Gods binnen te gaan dan voor een kameel door het oog van een naald te kunnen. Zelfs als die ‘kameel’ in kwestie nog maar een kameelharen koord moest beduiden.
Jezus had het gezegd: om het Rijk Gods binnen te gaan, moeten we, in onze relatie met God, worden als het kleine kind dat alles moet ontvangen om te overleven. Onze rijkdommen gelijk dewelke, materiële, intellectuele, of morele, ontslaan ons om alleen op God te steunen en alles van Hem te verwachten.
Alles verlaten voor God, is dat haalbaar? Neen, zegt Jezus: voor de mens: onmogelijk. Ook dat onmogelijke moet je van God ontvangen.

Petrus begrijpt er niets meer van. Hij heeft alles verlaten om Jezus te volgen, en deze komt nu zeggen dat het voor de mensen onmogelijk is zich te redden! Ja, maar uiteindelijk, wil hij weten, wat wint hij met alles te hebben verlaten? “Het honderdvoudige”, antwoordt Jezus fijntjes, maar het zal niet puur rooskleurig zijn, er komen vervolgingen bij kijken. In feite is het doel niet het onmiddellijke, maar het eeuwige leven in de komende wereld …