Amos 2, 6-10.13-16

Amos 2, 6-10.13-16: God is ontgoocheld 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1460-1461)

Dit zegt de Heer: ‘Maar ook jullie zijn misdadigers, Israëlieten. Mijn besluit staat vast: ik zal jullie straffen. Jullie verkopen onschuldige mensen voor een beetje geld, en arme mensen voor een paar schoenen. Jullie geven zwakke mensen nog een trap als ze al op de grond liggen. Jullie duwen mensen die om hulp vragen, opzij. En een zoon en een vader gaan naar bed met hetzelfde meisje! Zo beledigen jullie mij.
Jullie lopen in de tempel rond met mooie kleren aan. Maar die kleren hebben jullie gestolen! Jullie drinken wijn in de tempel, maar die wijn hebben jullie gekocht met gestolen geld.’

Dit zegt de Heer: ‘Ik heb zo veel voor jullie gedaan. Ik heb jullie weggehaald uit Egypte. Ik heb jullie door de woestijn geleid, veertig jaar lang. Ik heb de Amorieten gedood. Ze waren zo groot en sterk als bomen, maar ik heb ze allemaal vernietigd. En toen konden jullie het land van de Amorieten in bezit nemen. (…)
Dit zegt de Heer: ‘Op een dag zal ik de aarde laten beven, de grond zal schudden onder jullie voeten. Zoals een wagen schudt die te vol geladen is.
Dan kan niemand meer vluchten. Niemand is snel genoeg, niemand is sterk genoeg. Zelfs iemand die heel dapper is, zal sterven. Ook wie een pijl en boog heeft, kan de strijd niet volhouden. Wie heel snel loopt, kan toch niet wegkomen. En wie op een paard rijdt, kan toch niet ontsnappen. Ook de dapperste held laat alles achter om te vluchten. Zo zal het gaan als die dag komt!’ Dat zegt de Heer.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Dit zegt God: Israël beging misdaad na misdaad.
Daarom kom Ik niet op mijn besluit terug!
Want ze verkopen de rechtvaardige voor geld,
de arme voor een paar schoenen.
Ze vertrappen zwakke mensen als het stof van de aarde
en verkrachten het recht van de armen.
Vader en zoon gaan naar hetzelfde meisje
en ontwijden zo mijn heilige naam.
Ze leggen zich bij de altaren neer
op kleren die ze in onderpand hebben
en drinken in het huis van God wijn die als boete was ontvangen.

Toch doodde ik voor jullie ogen de Amoriet,
zo hoog als een ceder, zo sterk als een eik.
Ik roeide hem uit van onder tot boven, met wortel en tak!
Ik haalde jullie weg uit Egypte,
leidde jullie veertig jaar lang door de woestijn
en gaf jullie het land van die Amoriet. (…)
Wel, Ik zal het laten wankelen onder je voeten,
zoals een wagen wankelt, die te hoog met schoven beladen is.
Dan krijgt zelfs de snelle loper geen kans om te vluchten,
heeft de sterke niets aan zijn kracht
en redt de dappere zijn leven niet.
De boogschutter houdt geen stand,
de hardloper kan niet ontkomen
en de ruiter kan zijn leven niet redden.
Zelfs de dapperste onder de strijders
moet die dag naakt vluchten.
Dit zegt God.



Stilstaan bij …

Kleren in onderpand
Volgens de wet moest verpande kleding in de avond teruggegeven worden: ‘Als je iemands mantel in pand neemt, dan moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven. Hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken, het is de beschutting van zijn blote lichaam, hij moet er in slapen. Roept hij tot Mij om hulp, dan zal Ik hem verhoren, want Ik ben vol medelijden.’ (Exodus 22, 25-26)

Amoriet
Hiermee worden de oorspronkelijke bewoners van Kanaän bedoeld.

Naakt
Beeld om te zeggen dat die persoon niets kan meenemen, alles moet achterlaten.





Bij de tekst

Bedoeling

Amos legt de nadruk op het morele en sociale verval in Juda: mensen werden hard en gevoelloos in de omgang met anderen. Amos hoopt dat het volk zich bekeert.