Loading...
 

Het abc van de misdienaar


...Page...

A

Adventskrans

Begin december zie je ze weer: de kerstkransen. Aan hun kleuren en versieringen kun je zien dat ze naar de kersttijd verwijzen. Maar één soort van al die kransen wordt adventskrans genoemd: de groene krans met vier kaarsen en een rood lint. De advent begint de vierde zondag voor Kerstmis. Elke zondag van de advent, wordt een extra kaars aangestoken. Zo branden in de week waarin Kerstmis valt, de vier kaarsen samen.
Het gebruik om een krans te maken is ouder dan het christendom. Men vierde toen rond de winterzonnewende (rond 21 december) het feest van het licht. De ronde vorm van de krans verwijst naar de zon. Het groen van de adventskransen is een teken dat de natuur niet dood is, maar in een diepe winterslaap: het is een teken van hoop op nieuw leven. Het aangroeiende licht van de kaarsen verwijst naar het steeds dichter komende feest waarop christenen de geboorte van Jezus, het licht van de wereld, vieren. En de rode kleur van het lint... die verwijst naar de liefde, het centrale thema in de prediking van Jezus.
(Samuel jrg 2, nr 3)





Albe

Het Latijnse woord alba betekent WIT. Wit als het eerst licht van de dag, als de dageraad. En de dageraad is een nieuw begin. Ons woord albe is afgeleid van het Latijn alba vestis en betekent WIT KLEED. Een albe kun je vergelijken met een kleed van licht.
Dat witte kleed droegen volwassenen vraoger nadat ze gedoopt waren. Door dat witte kleed aan te trekken vertelt de gelovige iets. Namelijk dat hij gelooft in de verrezen Christus, die het licht van de wereld is. Het licht van Christus is de tweede huid van de gelovige geworden. Vanaf nu is hij een kind van het licht. Ook priesters dragen een albe tijdens de mis, en de misdienaars.

Veel kinderen dragen een wit kleed op hun vormsel. Tijdens je vormsel herhaal je tegen jezus dat je Hem wilt volgen. Dat je in Zijn licht wilt leven.
In de bijbel staat licht symbool voor alles wat goed en wijs is, en duisternis voor alles wat kwaad en onwetend is.
Daarom is wit de kleur van de volgelingen van de verrezen Christus.
(Samuel jrg 3, nr 8)





Altaar

Lang geleden was een altaar niet meer dan een hopje graszoden of stenen waarop dieren werden geofferd voor de goden.
Later kreeg het steeds vaker de vorm van een tafel. Het woord altaar komt van het Latijnse woord altare of altaria, wat een soort tafel was. In heel oude altaren was er soms een gat waarin een vuur gestookt kon worden. En geultjes waardoor het bloed van de geofferde dieren kon wegsijpelen.
In het oude Griekenland stonden overal altaren: op bergtoppen, in straten, op kruispunten, in bossen...
In het oude Rome had zelfs bijna elk huis een eigen huisaltaar. Dat was gewijd aan de goden die het huis beschermden.
Toen de eerste christenen vervolgd werden, kwamen ze in onderaardse begraafplaatsen (catacomben) bijeen, om de mis te vieren boven het graf van hun martelaren.
Nu nog worden in veel kerken onder het hoofdaltaar relieken van een heilige bewaard. Bijvoorbeeld een botje van die persoon of een stukje stof van zijn kleding.
Wist je dat altaren door een bisschop gewijd moeten worden? Pas dan mogen ze gebruikt worden voor de mis.
Een altaar wordt bedenkt met een wit kleed. Als je het optilt zie je vijf kruisjes die herinneren aan de vijf wonden van Jezus toen Hij gekruisigd werd.
Een altaar staat op de belangrijkste plaats in de kerk.
(Samuel, jaargang 3, nr 4) + Simon 2005, nr 8





B

Basiliek

‘Basiliek' is een titel die de paus verleent aan een kerk waar veel bedevaarders naartoe gaan.
(Samuel , jrg 2, nr 9)





Biechtstoel

Als je rondwandelt in een katholieke kerk, kun je tegen de wand soms één of meer merkwaardige meubelstukken zien staan die biechtstoel genoemd worden. Daarin kunnen katholieken geknield hun zonden opbiechten aan de priester, die hen in naam van God nieuwe kansen geeft.
Dit meubel was in onze streken voor het eerst te zien in de 16e eeuw. Het wordt tegenwoordig bijna alleen nog door oudere mensen gebruikt. Nu worden in de kerk verzoeningsvieringen gehouden, waarbij gelovigen in groep hun zonden belijden. Want hun tekorten zijn niet alleen een zaak tussen henzelf en God, maar ook tussen henzelf en hun medegelovigen. Als je naar andere godsdiensten kijkt, vind je niets gelijkaardigs. Zich verzoenen met God nadat men tekort kwam tegenover zijn medemens, lijkt iets typisch te zijn voor katholieken.
(Samuel, jaargang 3, nr 5) – tekening OK + ev. Simon 2004, nr 4





C

Chrisma

Zie: Heilige olie





Collecteschaal

In de eucharistieviering gaat men tijdens de offerande rond meteen collecteschaal.
Wat er met dat geld gebeurt?
Alle kosten voor het onderhoud van de kerk worden ermee betaald: verwarming, schoonmaak, elektriciteit... zo ziet de kerk er altijd keurig uit! Een deel gaat ook naar mensen die het nodig hebben. Elk parochieteam mag zelf kiezen of het aan gezinnen en of aan organisaties gegeven wordt.
Heel lang geleden brachten de mensen fruit en groenten mee naar de kerk om onder de armen te verdelen. Wie rijk was, gaf geld aan de allerarmsten. Deze gewoonte om te delen is blijven bestaan. Denk maar aan de advent of de veertigdagentijd: gelovigen geven dan extra geld om te delen met anderen.
Simon 2005, nr 5





D

Doopvont

Veel kerken bezitten nog indrukwekkende doopvonten. Het woord doopvont bestaat uit ‘doop’ van dopen en ‘vont’ van het Latijn fons of ‘bron, fontein’. Doopvonten zijn meestal achthoekig. Daar is een reden voor. Een gewone week telt zeven dagen. De achtste zijde stelt de ‘eeuwige dag’ voor, het eeuwig leven dus.
Vroeger hadden grote kerken een echte doopkapel. Want toen werden niet alleen baby's gedoopt, zoals nu, maar ook veel volwassenen. Tijdens het doopsel werden ze helemaal ondergedompeld in water. Daarvoor was dus een echt ‘bad’ nodig. Er moesten ook kleedkamers zijn. En dat kon alleen in een aparte doopkapel. Echte doopkapellen zijn vooral in het Oosten te vinden. Maar ook in Frankrijk of Italië zijn er oude kerken te vinden met een doopkapel.
(Samuel, jaargang 3, nr 7)


Klik hier voor 'Het verhaal van de kathedraal' door priester Bart Paepen. (Kerknet, 17 februari 2018)





G

Glasraam

Glasramen werden in de kerk op de eerste plaats aangebracht om de kerk te versieren. Maar ze gaven ook veel informatie. Op glasramen worden immers vaal taferelen uit de Bijbel afgebeeld. Soms is het bijna een stripverhaal. Het verhaal wordt dan steeds verder verteld in het volgende glasraam.
(Samuel, jaargang 1, nr 3)





H

Haan

Op het hoogste puntje van een kerktoren zit een haan. Natuurlijk is het geen échte haan! Het is meestal een bronzen kunstwerk, dat vaak verguld wordt, zodat die haan schittert in de zon.
De haan is al heel lang een symbool van waakzaamheid. Hij schiet wakker bij het minste geluid. Hij kraait dan en slaat zo, op zijn manier, alarm bij elke verdachte beweging.
Bij de eerste christenen vind je vele afbeeldingen van hanen: op lampjes, op grafzerken, op mozaïeken... Voor hen was de haan het symbool van de verrijzenis. De haan nodigt de mensen uit om op te staan en op weg te gaan naar het licht.
Daarom is het zinvol om een haan op de spits van een kerktoren te plaatsen. De kerktoren, met zijn klokkengelui en zijn haan er boven op, nodigen ons uit om op weg te gaan en te zoeken naar het licht in ons leven.
(Samuel, jrg 1, 2)



Heilige olie

Ai, wat doen gesprongen lippen pijn! Als het koud weer is, kun je maar beter wat lippenbalsem op zak hebben. Een dun laagje volstaat al om je lippen terug soepel te maken. In al die zalven zit olie. Olie dringt tot diep in de huid door en voedt haar met rijke ingrediënten.
Ook het geloof dringt diep door in iemands leven: het maakt ons soepel om aandacht te hebben voor de anderen en het helpt ons in moeilijke momenten. In de Rooms-katholieke Kerk worden drie heilige oliën gebruikt: de ziekenolie, de olie van de geloofsleerlingen en het chrisma. Wie erg ziek is, wordt gezalfd met de ziekenolie om kracht en moed te vinden. De olie der geloofsleerlingen is een steun voor hen die zich tot het christelijke geloof willen bekeren. Deze twee oliën bestaan uit olijfolie. Bij de derde olie, het chrisma worden geurige vloeistoffen en kruiden toegevoegd. Het chrisma wordt gebruikt bij het vormsel, het doopsel de priester- en de bisschopswijding.
(Samuel, jaargang 4, nr 8)





Hostie

Klein, rond, wit of bruin en je krijgt het tijdens de eucharistie: rarara, wat is het?
Wie christelijk is opgevoed, kan het wel raden: een hostie.

Waar die vandaan komt? De eerste christenen kwamen bijeen om samen het brood te breken en wijn te drinken, net zoals Jezus met zijn vrienden had gedaan tijdens het laatste avondmaal. Ze geloofden dat Jezus dan echt onder hen was. Toen er steeds mee christenen waren, begon men vooraf kleine stukken ongedesemd brood klaar te maken.
Individuele porties, zeg maar. Later werd ook dit te moeilijk. Er ontstonden hostiebakkerijen waar uit deeg, gemaakt van water en bloem, machinaal rondjes werden gestoken: onze hosties.
Nu denken wij dat die hosties ver af staan van het brood dat Jezus en zijn apostelen aten. Dat is eigenlijk niet waar, want dat brood – matsot noemen de joden het – was gebakken zonder gist (ongedesemd) en leek wat op een harde droge pannenkoek. Breek daar een stukje af en je krijgt iets wat wel een beetje op onze hosties lijkt.
(Sam, jrg 4, nr 1)





K

Kathedraal

Vroeger waren kathedralen de belangrijkste en grootste bouwwerken. Hun grootheid moest tonen hoe verheven God was, en hoe sterk de mensen in Hem geloofden.
‘Kathedraal’ komt van het Latijnse woord ‘cathedra’, dat ‘zetel’ betekent. Want in het gebouw stond de bisschopszetel. Een kathedraal is dan ook de hoofdkerk van een bisdom. De meeste kathedralen zijn gebouwd in gotische stijl. De gotiek duurde van de 12e tot de 15e eeuw. De gotische kathedralen waren zo hoog mogelijk. De spitsbogen en torens leken te reiken tot n de hemel. Binnenin waren de gewelven duizelingwekkend hoog. De kleurrijke glasramen moesten een goddelijk licht naar binnen laten stromen. Alles in de kathedraal leidde de gelovige omhoog naar de verheven God!
(Samuel, jaargang 4, nr 9)





Kerkhof

Een kerkhof vond je vroeger altijd bij de kerk. Dat drukte het geloof uit dat de overledenen dicht bij God zijn. Maar wegens plaatsgebrek worden nieuwe begraafplaatsen nu buiten de woonzones ingericht.
De meeste overledenen worden bij ons nog wel begraven. Maar steeds vaker wordt ook voor crematie (verbranding) gekozen. De as van de dode wordt dan verstrooid of in een urne gedaan. Die urne kan dan in een nis in een muur worden ‘bijgezet’. Zo’n muur heet een ‘columbarium’.
Wij versieren onze graven en columbaria met bloemen.
(Samuel, jaargang 4, nr 8)




Klok

In bijna elke kerktoren hangen één of meer klokken. Wist je dat elke klok een naam heeft?
Vanaf de achtste eeuw bestaat reeds de gewoonte om klokken te dopen en ze een naam te geven. Dit wijst op het belang van klokken.
Klokken vertellen ons hoe laat het is? Ze roepen ons ook samen in de kerk voor de eucharistie, voor een doopviering of een huwelijk. Af en toe melden ze ons ook dat er iemand in de parochie gestorven is.
(Samuel, jaargang 1, nr 1) + Simon 2004, nr 1





L

Lezenaar

Meubel waarop het boek met de lezingen (lectionarium) wordt geplaatst, om gemakkelijker uit te kunnen voorlezen.
Simon 2005, nr 6





Liturgische kleuren

Tijdens de mis dragen priesters vaak een kazuifel: een kleurig kleed zonder mouwen. Soms dragen ze enkel een versierde band om hun hals: de stola. De kleur van de kazuifel of de stola hangt af van het moment in het kerkelijk jaar.


Wit
staat voor zuiverheid, heiligheid en de vreugde die gelovige mensen voelen. het wordt gebruikt van Kerstmis tot Driekoningen (6 januari) en tussen Pasen en Pinsteren.
De priester draagt ook wit op het feest van Maria-ten-hemel-opneming ( 15 augustus), op Allerheiligen, op het feest van Christus Koning (laatste zondag van het kerkelijk jaar) en soms op begrafenissen.


Rood
een vurige kleur, wordt gebruikt op Pinkstern. Want dan daalde de heilige Geest neer in de gedaante van vurige tongen boven de hoofden van de apostelen.


Paars
is een wat sombere kleur. Ze past bij een tijd van boete en bezinning. Heel geschikt dus tijdens de voorbereiding van kerstmis (de advent) en van Pasen (de veertigdagentijd)


Groen
is de kleur van de natuur, van het opborrelende leven. Daarom is het ook de kleur van hoop en eeuwig leven ...
De priester draagt groen in de ‘gewone periodes’, tussen Driekoningen en het begin van de veertigdagentijd (Aswoensdag) en van Pinksteren tot het einde van het liturgisch jaar
(Samuel jrg 3, nr 2)





Liturgische kleding van een priester

Albe
Wit linnen kleed dat reikt tot aan de voeten. In de tijd van de Romeinen was dit een onderkleed. Soms dragen priesters in de eucharistie enkel de albe met een brede stola.


Kazuifel
Liturgisch gekleurde ‘mantel’. De priester draagt die tijdens de eucharistie over de albe en de stola heen. Vroeger was dit een reismantel die de persoon geheel omkleedde. Het woord ‘kazuifel’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘casula’ = klein huisje.


Koormantel
Soort cape die gedragen wordt tijdens vespers, lof en processies. Vroeger droeg de landelijke bevolking zo’n mantel als het regende.


Mijter
Paus, bisschoppen en abten dragen een mijter: twee schilden die met elkaar verbonden zijn en spits uitlopen. Aan de achterzijde hangen twee linten.


Stola
Lange brede band stof in de liturgische kleur van de dag, gedragen om de hals. Buiten de eucharistieviering draagt de priester de stola als hij als priester optreedt. De stola verwijst naar zijn priesterschap. De stola die een diaken draagt, hangt schuin van de linkerschouder over de borst naar de rechterzijde van het lichaam, waar ze wordt vastgemaakt.


Pallium
Wollen halsband met zes zwarte kruisjes, die gedragen wordt boven de kazuifel. Het is een ereteken voor paus en aartsbisschoppen. De wol komt van lammeren die op het feest van de heilige Agnes gewijd worden en met Goede Vrijdag geschoren en geslacht worden.





O

Olie

zie: heilige olie





Organist(e)

De man of vrouw die het orgel bespeelt in de kerk.



Orgel

Achteraan in de kerk, boven het portaal, staat meestal een indrukwekkend muziekinstrument: het orgel. Het is vaak zo groot dat men erin kan kruipen. In sommige kun je zelfs verdwalen. Pas vanaf 1850 gebruikt men het orgel om de liturgie op te luisteren zoals dat vandaag gebeurt.
Zo’n orgel is een instrument waarmee je heel veel kunt uitdrukken. Je kunt er zacht op spelen of hard, feestelijk maar ook droevig.
Het is een fraai instrument om naar te kijken. De man of vrouw die het orgel bespeelt in de kerk noemen we de organist(e).





P

Paaskaars

Was je er ooit al eens bij toen er een kindje werd gedoopt? De ouders, peter en meter houden dan de doopkaars bij een grote kaars naast de doopvont. Die grote kaars is de paaskaars. Die blijft telkens een heel jaar lang in de kerk staan. Ze wordt de eerste keer aangestoken in de paasnacht. De priester wijdt ze dan en zegent ze met een kruisteken. Op een paaskaars staan ook altijd twee vreemde tekens: een A en een vreemde M (= omega). Ze heten alfa en omega. Het zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. Deze letters zeggen dat Jezus het begin en het einde van alles is. Telkens als er iemand gedoopt wordt, wordt de paaskaars aangestoken. Maar ook bij een begrafenis brandt de paaskaars bij de kist van de overledenen. Jezus is samen met ons blij bij een doopviering, maar Hij is er ook als we iemand die verliezen die ons dierbaar is.
Het licht van de paaskaars herinnert ons aan de verrezen Heer, het licht is voor alle mensen. Hij is als een vuurtoren die in de donkere nacht het schip naar de haven loodst, en je weer hoop geeft midden in de storm.
(Samuel jrg 2, nr 7 + Simon 2005, nr 7)





Preekstoel

Kun je op een preekstoel zitten? Nee hoor, het is een verhoogd platform om op te staan, waar je met een trap op geraakt. Vroeger ging de priester daarop staan om tijdens de mis te preken, dat betekent de boodschap van het evangelie uitleggen aan de gelovigen.
In het begin van het christendom mocht alleen de bisschop preken. Hij deed dit vanuit zijn hoge bisschopszetel.
Vanaf de 16e eeuw, toen ook de priesters het evangelie mochten uitleggen, volgde men dat voorbeeld en bouwde men hoge preekstoelen in de kerken.
Toen er nog geen microfoons waren, was die hoogte belangrijk om de priester goed te verstaan. Het maakte ook duidelijk dat de priester een bijzondere eerbied verdiende van de gewone gelovigen.
België heeft nog veel prachtige preekstoelen uit de barok. Ze blijven mooi om naar te kijken, maar ze worden niet meer gebruikt. We hebben nu microfoons. Bovendien heeft de priester een andere plaats gekregen in de parochie: hij staat iets meer hoog boven de parochianen, maar tussen hen in.
(Samuel jrg 4, nr 5)





V

Video

Klik https://www.kerknet.be/vlaamse-misdienaarswerking/informatie-artikel/misdienaar-ben-je-klaar" class="wiki wikinew text-danger tips">hier voor een videocursus voor misdienaars in zeven stappen en één extra.





W

Wijwater

Op tv worden we bestookt met reclame voor water: het ene bruisend, het andere plat. Moest een christen reclame maken voor water, zou hij het over wijwater hebben. Het zuivert ons lichaam, maar het verwijdert ook alle slechte innerlijke gevoelens, zoals bijvoorbeeld jaloersheid.
Het woord ‘wijwater’ komt van ‘gewijd water. Het is water waar de priester een beetje zout in strooit en een zegen over uitspreekt. In het begin van het christendom stonden er grote waterkruiken aan de ingang van de kerk.
Door handen, voeten en hoofd te wassen, maakte men zich zuiver om het huis van God te betreden. Stilaan zijn de kruiken vervangen door een klein wijwatervat achteraan de kerk.
Het water herinnert de gelovigen ook aan het doopsel.
Op paaszaterdag wordt het water tijdens de paaswake gewijd. Eén deel ervan wordt als doopwater gebruikt en een ander deel als wijwater.
Kortom: het wijwater is een bruisend symbool voor een zuiver geloof in God.
(Samuel, jrg 4, nr 6)





Wierook

Weet jij nog wanneer je voor het eerst het woord ‘wierook’ hebt gehoord?
Misschien was het in het verhaal van de wijzen die de pasgeboren Jezus bezoeken. Wellicht kon je je er toen nog niet veel bij voorstellen. Maar op kerkelijke feestdagen zoals Pasen of Pinksteren kun je wierook met je eigen ogen zien gebruiken in de kerk. Tijdens de vieringen die dan gehouden worden, zie je de priester met een wierookvat zwaaien. Je leert het geluid kennen dat daarbij hoort en de geur die hierdoor verspreid wordt, prikkelt je neusgaten. Het branden van wierook is heel oud. In het Oosten brandde en brandt men erg veel wierook voor de goden en voor koningen of keizers.
De joden hebben dit gebruik vermoedelijk meegebracht uit Egypte en overgenomen in de tempel van Jeruzalem.
De rook van wierook stijgt, zoals alle rook, omhoog, neemt als het ware de gebeden van de gelovigen mee naar God en de intense geur versterkt de gebeden zelf.
Wierook wordt ook gebruikt op het einde van een begrafenisdienst om respect uit te drukken voor het lichaam van de gestorvenen en om de hoop op een leven na de dood te versterken.
Toch een sterk symbool, als je er even bij stilstaat, niet?
(Sam jrg 4, nr 2) + ev. Simon 2004, nr 2