Johannes 13, 21-33 . 36-38

2 Haan

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Johannes 13, 21-33 . 36-38: Verraders 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1701-1702)

Toen Jezus die dingen gezegd had, werd hij erg bedroefd. Hij vertelde de leerlingen wat er zou gebeuren. Hij zei: ‘Luister heel goed naar mijn woorden: Eén van jullie zal mij uitleveren.’ De leerlingen keken elkaar aan. Ze hadden geen idee wie Jezus bedoelde.
Eén van de leerlingen zat dicht naast Jezus. Het was de leerling van wie Jezus veel hield. Simon Petrus maakte een gebaar naar die leerling, waarmee hij bedoelde: Vraag jij eens aan Jezus over wie hij het heeft! De leerling boog zich dicht naar Jezus toe, en vroeg: ‘Heer, wie van ons is het?’ Jezus antwoordde: ‘Het is degene aan wie ik nu een stuk brood geef.’ Jezus pakte een stuk brood en deed er wat olie op. Hij gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Toen Judas het brood aanpakte, kwam Satan in hem. Jezus zei tegen Judas: ‘Ga meteen doen wat je van plan bent.’
Niemand aan tafel begreep waarom Jezus dat zei. Sommige leerlingen dachten dat Judas dingen moest kopen voor het Paasfeest. Of dat Jezus wilde dat hij wat geld aan arme mensen zou geven. Want Judas droeg altijd het geldkistje van de groep.
Meteen liep Judas weg, met het stuk brood in zijn hand. Het was nacht.

Toen Judas weg was, zei Jezus: ‘Nu krijgt de Mensenzoon de hoogste eer. En door hem krijgt God alle eer. Daarom zal God de plaats naast zich in de hemel aan de Mensenzoon geven. Dat zal snel gebeuren.
Lieve vrienden, ik zal nog maar kort bij jullie zijn. Daarna zullen jullie mij zoeken. Maar ik zeg tegen jullie hetzelfde als tegen de Joden: Waar ik naartoe ga, daar kunnen jullie niet komen.
(...)

Simon Petrus vroeg: ‘Heer, waar gaat u dan naartoe?’ Jezus antwoordde: ‘Ik ga naar een plaats waar jij nu nog niet kunt komen. Maar later zul je mij daarheen volgen.’
Petrus vroeg: ‘Heer, waarom kan ik niet meteen met u mee? Ik wil zelfs mijn leven voor u geven!’ Jezus zei: ‘Wil jij je leven voor mij geven? Luister heel goed naar mijn woorden: Voordat de haan kraait, zul jij drie keer zeggen dat je mij niet kent!’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Toen Jezus dit gezegd had, werd hij ontroerd en verklaarde:
‘Echt waar, Ik zeg u: een van jullie zal Me verraden.’
De leerlingen bekeken elkaar aan, onzeker wie Hij bedoelde.
Een van de leerlingen, hij die Jezus heel graag had,
lag naast Jezus aan tafel.
Simon Petrus gaf hem een teken om Jezus te vragen wie Hij bedoelde.
Toen boog hij zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Heer, wie is het?’
Jezus zei: ‘Hij is het aan wie Ik het stuk brood zal geven
dat Ik in de schaal doop.”
Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas Iskariot.
En toen hij dit had aangenomen, nam de satan bezit van hem.
Jezus zei hem: ‘Doe maar snel wat je te doen hebt.’
Maar niemand van wie aanlag aan tafel
begreep waarom Hij dit tegen hem zei.
Omdat Judas het geld van de groep beheerde,
dachten sommigen dat Jezus hem vroeg:
‘Koop wat wij voor het feest nodig hebben’,
of dat hij iets aan de armen moest geven.
Toen Judas het stuk brood had aangenomen,
ging hij direct weg. Het was nacht.

Toen hij weg was, zei Jezus:
“Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem.
Als God in Hem verheerlijkt is,
zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken,
ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes, Ik blijf nog maar een korte tijd bij jullie.
Jullie zullen Me zoeken,
maar zoals Ik tegen de Joden gezegd heb: zo zeg Ik het nu tegen jullie:
Waar Ik heenga, kunnen jullie niet komen.’ (...)
Simon Petrus vroeg: “Heer, waar gaat Je naar toe?”
Jezus antwoordde: ‘Waar Ik naartoe ga,
kun je Me nu niet volgen, later wel.’
Petrus vroeg: ‘Heer, waarom kan ik Je nu niet volgen?
Ik zal mijn leven voor Je geven.’
Jezus antwoordde: Jij je leven voor Me geven? Echt waar, Ik zeg je:
Nog voor de haan kraait, zul je Me driemaal verloochend hebben.”



Stilstaan bij …

Zich vleien aan de borst van Jezus / liggen naast
Betekent dat iemand op de ereplaats lag.

In de schaal dopen
Meestal werd eten opgediend in een grote schotel, die in het midden van een tafel werd gezet. Iedereen at met de hand uit die schotel.

Judas Iskariot
Twee vrienden van Jezus heetten Judas: Judas, die ook Taddeüs genoemd werd, en Judas Iskariot (= iemand uit Keriot / Kariot, een stad in Judea).
Wellicht wilde Judas Iskariot Jezus overleveren aan de hogepriesters, omdat hij teleurgesteld was in Jezus. Want Jezus riep niet op tot een strijd tegen de Romeinen, zoals de meeste joden dat van de Messias verwachtten.

Haan
Een haan roept de mensen wakker uit hun slaap, een beeld voor de dood. De nieuwe dag die hij aankondigt is het beeld van een nieuw begin, een nieuwe hoop.





Bij de tekst

Verraad

Jezus wordt tweemaal verraden:
Judas: levert Jezus over aan de joodse leiders
Petrus: ontkent drie keer dat hij Jezus kent