Loading...
 

Jona 4, 1-11

Jona 4, 1-11: Jona is kwaad

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1473)

Jona was daar helemaal niet tevreden over. Hij werd heel kwaad op de Heer. Hij bad: ‘Heer, u wilde die stad helemaal niet verwoesten! Dat dacht ik al toen ik nog thuis was. Daarom wilde ik ook niet naar Nineve gaan. Want ik wist dat u een goede God bent. U bent vol liefde en geduld. U bent trouw, en u houdt er niet van om mensen te straffen. Laat mij nu maar sterven, Heer. Want als het zo moet gaan, ben ik liever dood dan levend.’
De Heer zei tegen Jona: ‘Heb jij echt een goede reden om zo kwaad te zijn?’

Toen Jona de stad uit liep, zocht hij bij de Oostpoort een plek om te zitten. Daar maakte hij een hut. Hij ging in de schaduw van de hut zitten. Want hij wilde zien wat er nu met de stad zou gebeuren.
Toen zorgde de Heer ervoor dat er een plant begon te groeien. De plant groeide helemaal boven Jona uit, zodat hij in de schaduw kon zitten. Zo wilde de Heer een eind maken aan Jona’s boosheid. Jona was heel blij met de plant.
Maar de volgende ochtend stuurde God een worm. De worm begon van de plant te eten, en de plant ging dood. En toen de zon opkwam, zorgde God er ook nog voor dat er een hete woestijnwind ging waaien. De zon brandde op Jona’s hoofd. Hij hield het niet meer uit en zei: ‘Laat mij maar sterven. Ik ben liever dood dan levend.’

God zei tegen Jona: ‘Heb jij echt een goede reden om kwaad te zijn over de dood van de plant?’ En Jona zei: ‘Ik heb een heel goede reden om kwaad te zijn. Ik ben woedend!’
Toen zei de Heer: ‘Jij wilde niet dat die ene plant doodging. Die plant groeide vanzelf, daar hoefde jij niets voor te doen. Hij groeide in één nacht, en in één nacht ging hij dood. Maar jij wilde dat die plant bleef leven! Begrijp je dan niet dat ik wilde dat de mensen in Nineve zouden blijven leven? In die stad wonen meer dan 120.000 mensen. Ze weten niet wat goed is en wat slecht is. En in Nineve zijn ook nog heel veel dieren. Ik wilde niet dat al die mensen en dieren zouden sterven.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jona ging er niet mee akkoord
dat God de stad Nineve niet verwoestte.
Hij werd heel kwaad en zei tegen God:
‘God, ik dacht dat wel, toen ik nog in mijn land was!
Daarom vluchtte ik meteen naar Tarsis!
Want ik wist dat Je goed en bezorgd bent,
een god vol liefde en geduld.
Je krijgt altijd spijt over het ongeluk dat je aankondigt.
Laat me maar doodgaan God. Ik ben liever dood dan levend.’
God vroeg: ‘Heb je wel een reden om zo kwaad te zijn?’

Jona ging de stad uit.
Daar maakte hij een dak met takken en bladeren
om daaronder in de schaduw te gaan zitten.
Hij wilde zien wat er met de stad zou gebeuren.
Toen liet God een boom opschieten, om Jona schaduw te geven.
Jona was er enthousiast over.

Maar de volgende dag vrat een worm aan de boom,
waardoor die verdorde.
Bovendien was er vanaf de morgen een verschroeiende oostenwind.
De zon stak zo hevig op zijn hoofd, dat hij uitgeput neerviel.
Jona wilde sterven en zei: ‘Ik ben liever dood dan levend.’
Maar God vroeg hem: ‘Moet je wel zo kwaad zijn om die boom?’
Jona zei: ‘Ja, ik heb reden om door en door kwaad te zijn!’
Toen zei God: ‘Jij bent bezorgd om een boom,
waarvoor je niets gedaan hebt en die je niet kweekte,
een boom die tussen twee nachten groeide en verging.
Waarom mag Ik dan niet begaan zijn met de grote stad Nineve,
waar zoveel mensen wonen - meer dan twaalf tienduizend – ,
mensen die het verschil niet kennen
tussen hun rechterhand en hun linkerhand
,
en ook nog zoveel dieren?'



Stilstaan bij …

Boom
De Bijbel heeft het over een ricinusboom, een boom die snel groeit en grote bladeren heeft. In deze tekst toont die boom het contrast tussen God-voor-allen en zijn egoïstische profeet.

Jona heeft grote belangstelling voor één boom die hem goed te pas komt als schaduw, maar die geheel buiten hem om is ontstaan en opgegroeid.
Waarom zou God dan niet mogen begaan zijn met het lot van een wereldstad, waarin wel 120.000 mensen wonen, die Hij zelf heeft geschapen.


Het verschil niet kennen tussen de rechterhand en de linkerhand
Beeldende taal om te zeggen dat men het verschil niet kent tussen goed en kwaad.





Bij de tekst

Een open einde

‘En mag ik dan niet begaan zijn...’ Met die vraag eindigt het boek Jona.

De eerste toehoorders van dit boek kwamen net terug uit ballingschap. Uit angst om toe te geven aan de heidenen, plooiden ze zich op zichzelf terug. Zij, de uitverkorenen, hadden al genoeg geleden, nu moesten de vijanden maar hun verdiende straf ondergaan.
Maar het boek maakt duidelijk dat Israël uitverkoren is om een zegen te zijn voor alle volkeren.

Omdat het verhaal eindigt met een open vraag, richt het zich uiteindelijk tot alle lezers:
- Hoe staan ze tegenover mensen die anders zijn, die andere wegen gaan, die anders geloven?
- Durven ze net als God openstaan voor het goede dat in iedereen leeft?





Suggesties

EXTRA

Jona

Klik hier voor suggesties bij het hele verhaal van Jona.