Exodus 33, 18-23

2 Foto


…page…

Exodus 33, 18-23: Mozes ‘ziet’ God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 134)

Daarna zei Mozes: ‘Laat mij toch zien wie u bent!’ De Heer zei: ‘Ik zal in stralend licht voor je langs gaan. Ik zal mijn naam roepen. Mijn naam betekent: Ik zal goed zijn voor wie ik goed wil zijn. Ik zal zorgen voor wie ik wil zorgen.
Maar je zult mijn gezicht niet kunnen zien. Want geen mens kan blijven leven als hij mijn gezicht gezien heeft.
Er is een plek op de rots waar je dicht bij me kunt staan. Als ik in stralend licht voorbijkom, zal ik je in een grot laten staan. Ik zal je met mijn hand bedekken tot ik voorbij ben. Dan zal ik mijn hand weghalen en dan kun je mij van achteren zien. Maar mijn gezicht mag niemand zien.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Mozes vroeg aan God: 'Laat mij Je toch zien.'
En God zei: 'Ik zal je voorbijgaan
en in jouw bijzijn, zal Ik de naam Jahwe uitroepen.
Want Ik schenk genade aan wie Ik wil
en barmhartigheid aan wie Ik wil.'
Maar Hij voegde er aan toe: 'Mijn gelaat kun je niet zien,
want niemand kan mijn gelaat zien en in leven blijven.'
Toen zei Jahwe: 'Hier bij Mij is nog plaats. Kom op de rots staan.
Wanneer Ik voorbijga laat Ik je in de rotsholte schuilen,
en als Ik voorbijga, zal ik je met mijn hand beschermen.
Als Ik dan mijn hand terugtrek, kun je Me van achteren zien,
want mijn gelaat kan niemand zien.'





Bij de tekst

Beeld van God

God wordt hier uitgetekend in al zijn paradoxale kracht: nabij en veraf.

IMMANENTIE
Hij is midden in het Uittochtgebeuren aanwezig. Met Hem kun je spreken van aangezicht tot aangezicht.

TRANSCENDENTIE
Hij overstijgt altijd weer de mens.
Hij is de ongrijpbare die alleen 'van achteren' te zien is (als mensen terugkijken naar een voorbije levensfase).





Suggestie

Grote kinderen

VERDIEPEN

God zien?

Bespreek met de kinderen:
In ons land zijn geen bergen …
… waar kunnen wij God dan ontmoeten? Waar is God?
… waar kunnen wij Hem zien? Hoe merken wij dat God er is?





EXTRA

Klik hier voor meer suggesties bij ‘God’.





Overweging

Rita Weynants

Zien, kijken, bekijken

(De Vleugel, 14 februari 1998)

Fotografie en religie raken in mijn ervaring elkaar. Ze raken elkaar in de beperktheid en de vluchtigheid van ons zien en in de eerbiedige afstand die nodig is om te zien wat zich wil laten zien.

Fotografie gaat niet zozeer over techniek en over chemie maar over 'leren kijken'. Toen ik leerde fotograferen heb ik in één avond de nodige techniek geleerd: hoe een film in en uit een toestel moet, hoe het licht gemeten, hoe een film ontwikkeld en een foto afgedrukt moet worden.
De rest van de opleiding - die vijf jaar duurde - ging over leren kijken, niets anders dan leren kijken. Leren kijken door mijn ogen, door de zoeker van de camera en door de ogen van medeleerlingen, een groep mensen van onwaarschijnlijke samenstelling. Door hun ogen openden zich nieuwe ontoegankelijke werelden: het Klein Kasteeltje, het duivenhok van een gepensioneerde, een slachthuis, een tapijtenfabriek, de onderkant van het Antwerpse uitgangsleven. En wanneer we thuiskwamen van een plaats waar we samen aan het werk waren geweest hadden we allemaal iets anders gezien en hetzelfde anders in beeld gebracht. Maar ook als we naar hetzelfde beeld, dezelfde foto keken zagen we vaak iets anders. Iedereen kijkt vanuit zijn of haar wereld anders. We hebben ieder ons eigen venster op de wereld. we hebben elkaar nodig om het hele landschap te zien, zegt de mysticus Raimon Panikkar.

Onze blik is eng, ons kijken beperkt. Dat doet pijn. Dat doet verlangen naar aanvulling, naar een méér dat nooit helemaal vervuld wordt. Een foto wordt gemaakt in een ogenblik, een fractie van een seconde. Hoe meer licht er aanwezig is hoe korter het moment dat we vastleggen. En vaak is het ons om het moment daarvoor of daarna te doen. De mooiste foto's hebben we wel gezien maar niet gemaakt.
In het exodusverhaal ziet Mozes God niet op het beslissende moment van zijn voorbijgaan, maar net te laat, van achteren. En elk beeld, elke naam die we voor God bedenken is slechts een fragmentopname van wat we - vanuit onze smalle blik - bijna - gezien hebben.

Fotograferen heeft me veel gevoeliger gemaakt voor het respect voor mensen en hun kwetsbare waardigheid, voor de heilige, onaantastbare ruimte die ieder mens nodig heeft om te ademen, aanwezig te zijn, iemand te zijn. Niet alles wil bekeken worden. Als God, die er tegen kan, al zoveel eerbiedige afstand en ongeziene ruimte voor zich opeist, hoeveel te meer hebben mensen dat dan nodig?