Psalm 73

Psalm 73: Mijn rots

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 935-937)

Een lied van Asaf.

God is goed voor Israël,
voor de mensen die hem trouw zijn.
Toch was ik bijna bij hem weggegaan.
Bijna ging het mis met mij.
Want ik was jaloers op slechte mensen.
Steeds zag ik hoe gelukkig zij zijn.

Ze zijn nooit ziek,
ze zien er altijd gezond uit.
Ze hebben geen zorgen en geen pijn,
ze lijden niet, zoals andere mensen.

Slechte mensen zijn trots,
ze voelen zich sterker dan anderen.
Onrecht vinden ze heel gewoon.
Ze hebben het veel te goed
en ze vinden zichzelf geweldig.

Ze lachen andere mensen uit.
Ze spreken kwaad over anderen
en dreigen met geweld.
Ze beledigen God
en ze doen mensen pijn met hun woorden.

Omdat het met slechte mensen goed gaat,
loopt iedereen achter hen aan.
Iedereen gelooft hun woorden graag.
Slechte mensen zeggen:
‘De allerhoogste God merkt toch niets.
Hij weet niet wat wij doen.’

Zo zijn slechte mensen:
ze hebben nooit zorgen
en ze worden steeds rijker.


Ben ik dan voor niets eerlijk geweest?
Heb ik voor niets altijd goed geleefd?
Elke dag moest ik lijden.
God strafte me, elke ochtend weer.

Maar ik wilde niet meepraten met slechte mensen.
Ik wilde trouw blijven aan God en zijn volk.
Daarom probeerde ik te begrijpen
waarom het met slechte mensen goed gaat.
Op die vraag vond ik geen antwoord.
Maar toen ging ik naar de tempel van God.
Daar ontdekte ik hoe het met slechte mensen afloopt.

Nu is het mij duidelijk, Heer.
U zorgt dat het met slechte mensen fout gaat.
Er zal niets van hen overblijven.
Ze worden in één keer vernietigd.
Hun einde is verschrikkelijk.
Als u hen wegjaagt, Heer,
dan verdwijnen ze meteen,
net zo snel als een droom verdwijnt in de ochtend.


Vroeger was ik vaak kwaad van binnen.
Ik vond het leven niet eerlijk.
Ik begreep er niets van,
ook al was ik dicht bij u.

Maar nu weet ik
dat u er altijd voor mij bent.
U houdt mijn hand vast,
u leidt me en u geeft me raad.
En eens zult u mij bij u nemen.

U bent alles voor mij,
in de hemel en op aarde.
Ook als ik geen kracht meer heb,
als ik heel zwak ben,
dan bent u er, God.
Altijd ben ik veilig bij u,
u bent alles wat ik nodig heb.

Met mensen die u niet willen eren,
loopt het verkeerd af.
Iedereen die niet trouw is aan u,
verdwijnt voor altijd.
Maar mij beschermt u, Heer.
Ik wil graag dicht bij u zijn, God.
Ik vertel over uw goedheid, overal.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Een psalm van Asaf.

Waarlijk, God is goed voor Israël,
voor hen die zuiver zijn van hart.
Toch gingen mijn voeten bijna verkeerd.
Het scheelde niet veel of ik zette ze op glibberige paden:
want ik was jaloers op die opscheppers,
steeds zag ik het geluk van de bozen:

Armoede kennen ze niet,
hun lichaam is sterk en weldoorvoed.
Anderen moeten zwoegen, zij niet,
anderen krijgen slaag, zij nooit.
anderen worden geplaagd, zij niet.

Zo werd hoogmoed hun halssnoer
en werd wreedheid hun mantel.
Hun ogen puilen uit hun dikgegeten hoofd,
hun hart loopt over van eigenwaan!

Ze spotten, spreken kwaad,
dreigen met hooghartig geweld.
Ze zetten een mond tot aan de hemel,
hun tong viert zich uit overal op aarde.

Daarom loopt het volk met hen weg
drinken ze hun woorden als water
en zeggen: 'Hoe zal God dat merken?
Weet de Allerhoogste daar van?'
Zo zijn ze, de goddelozen.
Sluw als ze zijn, winnen ze steeds meer macht.

Wat helpt het dat ik mijn hart rein hield,
en mijn handen waste in onschuld?
Want heel de dag word ik gekweld,
elke morgen weer word ik geslagen.

Maar als ik zou zeggen: 'Voortaan spreek ik hun taal',
dan zou ik verraad plegen tegenover de kinderen van God.
Ik ging nadenken om het te begrijpen:
een opgave die me te moeilijk was,
tot ik het heiligdom van God mocht binnengaan,
en het einde merkte dat hen wachtte.

Je zet hen op een glibberig pad,
Je stort hen neer in het verderf.
Een oogwenk en er blijft slechts iets naamloos.
Voorbij! Gruwelijk vergaan ze.
Als een droom, God, waaruit men ontwaakt,
wis Je hun beeld weg als Je opstaat.


Toen mijn hart zo verbitterd was,
en mijn nieren verstoord,
was ik een dwaas, een domoor,
een redeloos dier in je nabijheid.

Want, was ik niet altijd bij Jou?
Je houdt mijn rechterhand vast,
Je leidt me door je raad.
Dan neem je me weg, bekleed met eer.

Wie anders dan U heb ik in de hemel?
Wie anders dan U wil ik op aarde?
Al vergaan mijn lichaam, mijn hart,
God behoud ik. Hij is immers mijn rots.

Zie, wie Jou ontloopt vindt geen weg meer,
wie zich van Je afkeert, vernietig Je.
Mijn geluk, dat is de nabijheid van God,
mijn toevlucht weet ik bij God.
Ik zal over al je werken vertellen.






Stilstaan bij …

Asaf
Asaf was een Leviet en het hoofd van een van de drie zangersgilden in de tijd van koning David.
Psalm 50 en psalmen 73 tot 83 worden aan hem toegeschreven.

Pad / Weg
Beeld voor het leven dat men leidt.

Handen in onschuld wassen
Een gebaar dat toont dat men innerlijk vrij van zonde is.





Bij de tekst

Ontstaan

Psalm 73 ontstond waarschijnlijk na de Babylonische ballingschap tussen 500 en 400 voor Christus.



’Wijsheid’-psalm

Een ‘wijsheid’-psalm wijst de weg om Gods zegen te kunnen ontvangen: wie doet wat God graag heeft, krijgt het ware geluk. Wie daar niet voor kiest is verloren.

Dit zijn de wijsheid-psalmen in de Bijbel: 1, 49, 73, 112, 127, 128, 133

Psalm 73 staat stil bij de vraag: hoe kan het dat zij die God afwijzen voorspoed kennen en zij die het minst verdienen moeilijkheden hebben.